Nefrostomie katheter
Uw arts heeft met u afgesproken dat u een nefrostomiekatheter krijgt. Dit is nodig omdat de urine vanuit uw nier niet goed door kan lopen naar de blaas. Dit noemen we obstructie. Met een nefrostomiekatheter kan de urine direct vanuit de nier het lichaam verlaten.
Vaak probeert de uroloog eerst om een dubbel J te plaatsen. Dit is een dun slangetje dat door de urineleider van de nier naar de blaas loopt. Aan beide uiteinden van het slangetje zit een krul. De ene krul ligt in de blaas. De andere krul ligt in de nier. Deze krullen zorgen ervoor dat het slangetje goed op zijn plek blijft zitten.
Soms lukt het plaatsen van een dubbel J niet. De uroloog zal dan een nefrostomiekatheter plaatsen. Bij sommige patiënten is een dubbel J geen geschikte oplossing. Ook dan wordt er voor een nefrostomiekatheter gekozen.
De obstructie wordt vaak veroorzaakt door een niersteen. Deze is dan vast komen te zitten in de urineleider. De urine kan niet goed langs de steen naar de blaas. Hierdoor blijft er teveel urine achter in de nier. Zo ontstaat er stuwing. De urine die achter blijft kan gaan ontsteken. Zo kan een nierbekkenontsteking ontstaan. Dit is slecht voor de weefsels van uw nier. Die kunnen door de ontsteking beschadigd raken.
Ook zonder ontsteking kan stuwing voor nierschade zorgen. De weefsels worden als het ware kapot gedrukt door de ophoping van urine.
Bij stuwing moet daarom vaak met spoed een nefrostomiekatheter worden geplaatst. Pas als de nier weer tot rust is gekomen kan de steen weggehaald worden.
Soms ontstaat stuwing doordat de urineleider van buitenaf wordt dicht gedrukt. Bijvoorbeeld door een gezwel in de onderbuik. Ook dan wordt een nefrostomiekatheter geplaatst om uw nier te beschermen.
Soms wordt een nefrostomie katheter ingebracht als voorbereiding op een operatie aan de nier. Bijvoorbeeld voor een steenverwijdering. Ze beginnen de operatie dan meestal met het plaatsen van de nefrostomiekatheter. U hoeft dan dus niet twee keer geopereerd te worden.
Het is belangrijk dat een nefrostomiekatheter goed verzorgd wordt. Een (gespecialiseerd) verpleegkundige van de thuiszorg kan dit voor u doen.
Voorbereiding
Om een urineweginfectie te voorkomen krijgt u al voor de operatie antibiotica.
Deze behandeling vindt plaats onder verdoving (algehele narcose of een ruggenprik). Daarom vindt er van tevoren een gesprek met de anesthesist (narcotiseur) plaats. De afspraak hiervoor wordt door de assistente van de uroloog voor u gemaakt. Als de operatie met spoed plaatsvindt komt de anesthesist meestal bij u langs op de afdeling.
Bloedverdunners
Als u bloedverdunners gebruikt via de trombosedienst, dan moet u hier voor de operatie mee stoppen. Dit geldt voor de volgende medicijnen:
Acenocoumarol
Stop drie dagen voor de operatie
Fenprocoumon (Marcoumar®)
Stop zeven dagen voor de operatie
Bel van tevoren met de trombosedienst om door te geven welke operatie u krijgt. Zij kunnen u vertellen of u tijdelijk een ander middel moet gebruiken. Dit gaat dan meestal om spuitjes met heparine.
Voor de andere bloedverdunners geldt het volgende:
- Slikt u acetylsalicylzuur of carbasalaat calcium (Ascal®) èn een andere bloedverdunner, stop dan zeven dagen voor de ingreep met de andere bloedverdunner.
- Slikt u Rivaroxaban (Xarelto®), Dabigatran (Pradaxa®) òf Apixaban (Eliquis®) stop dan een dag voor de ingreep met dit middel.
- Slikt u alleen alleen persantin òf plavix, bel dan met de polikliniek urologie. De uroloog kan u dan vertellen of u uw medicijnen in mag blijven nemen.
Als u bent gestopt met acenocoumarol of fenprocoumon (marcoumar®) moet u voor de operatie bloed laten prikken. Zo kan de uroloog nakijken of uw bloed weer dik genoeg is. Dit is belangrijk. Anders verliest u teveel bloed bij de operatie. U heeft een aanvraagformulier nodig om bloed te kunnen prikken. Dit formulier heeft u meegekregen van de polikliniek urologie.
De dag van de operatie gaat u eerst naar de bloedafname. Deze afdeling vind u in de centrale hal van het St Jansdal. Naast de balie staat een apparaat waar u een nummer kunt trekken. Druk op de knop “cito” om een nummertje te trekken. U hoeft dan niet te lang te wachten.
Alleen als u gestopt bent met acenocoumarol of fenprocoumon (marcoumar®) moet u bloed laten prikken. Als u bent gestopt met een andere bloedverdunner is dit niet nodig.
De dag na de operatie mag u uw medicijnen weer innemen. Als u nog veel bloed in de urine heeft moet u ons eerst bellen. Bel dan met de polikliniek urologie.
De ingreep
Tijdens de ingreep ligt u op uw buik, eventueel ondersteund door een kussen.
De huid van de rug wordt ontsmet (meestal met chloorhexidine). Met behulp van echo beelden wordt de nier in beeld gebracht. Met een dunne naald wordt de nier aangeprikt tot in het urine-verzamelsysteem. Deze naald wordt dan vervangen door een katheter van buigzaam materiaal.
Aan het begin van de katheter zit een ballonnetje. Dit ballonnetje wordt gevuld met water. Op deze manier blijft de katheter goed op zijn plek zitten.
Door de katheter kan de urine naar buiten toe. De katheter wordt aangesloten op een katheterzak. De urine wordt in deze zak opgevangen. Via het kraantje onderaan de zak kan deze geleegd worden.
Complicaties
Soms kan de nier door het aanprikken urine gaan lekken. Deze urine komt dan buiten de nier in het lichaam terecht. Als het om veel urine gaat moet dit worden weggehaald. Hiervoor wordt de plek met urine aangeprikt met een lange naald. De urine kan dan worden weggezogen.
Bij alle ingrepen aan de nier kan een bloeding ontstaan. Meestal stopt deze vanzelf. Heel soms moet een nieroperatie volgen. Met het aanprikken van de nier kan een darm geraakt worden. Een operatie kan dan nodig zijn om de darm te herstellen. Deze complicatie komt maar heel weinig voor.
Koorts of pijn na de operatie kunnen een teken zijn van een complicatie. Er zal dan onderzoek gedaan worden naar de oorzaak.
De nefrostomiekatheter kan uit de nier schuiven en uitvallen. Ook al is het ballonnetje goed opgeblazen. Soms is de doorgang van de huid naar de nier nog open. Dan kan door dit gangetje nog een nieuwe katheter in worden gebracht. Dit moet dan wel zo snel mogelijk gebeuren. Als dit niet meer lukt moet de nier opnieuw op de operatiekamer worden aangeprikt. Bel daarom gelijk met het ziekenhuis als de katheter is uitgevallen. Tijdens kantoortijden belt u met de polikliniek urologie via telefoonnummer 0341-463558. Daar buiten neemt u contact op met de spoedeisende hulp via telefoonnummer 0341-463911.
Verwisselen van de katheter
Een nefrostomiekatheter mag zo’n zes tot acht weken blijven zitten. Als u de katheter langer nodig heeft zal hij dus regelmatig verwisseld moeten worden. Er wordt dan een nieuwe, schone katheter ingebracht. Dit gebeurt meestal iedere zes weken. Via het weggetje van de oude slang kan de nieuwe slang worden ingebracht. Dit gaat vrij makkelijk en zonder al teveel pijn. Het wisselen van de nefrostomiekatheter gebeurt op de poliklinische operatiekamer. Met röntgenbeelden wordt bekeken of de nieuwe katheter op de goede plek ligt. U hoeft hiervoor niet opnieuw geopereerd te worden. U hoeft dus niet te worden opgenomen. U mag na het wisselen ook gelijk weer naar huis. De uroloog die op dat moment dienst heeft wisselt de katheter. Dit kan een andere arts zijn dan uw eigen uroloog.
Verzorging nefrostomie katheter
De katheter wordt met een speciale pleister vastgemaakt op de huid. Deze pleister moet een keer per week worden vervangen. Maak de huid rond het gaatje voorzichtig schoon. Doe dit met water. Gebruik zo nodig een washand om aangekoekte viezigheid weg te poetsen. Ook van de katheterslang. Daarna kan de nieuwe pleister er weer op.
Verwisselen nefrostomie fixatie pleister
Nefrostomie-fixatie pleister aanbrengen
- Nefrostomie- fixatie pleister ‘breken’.
- Nefrostomiekatheter door de opening halen.
- Pleister op de huid plakken, zorg er i.p. voor dat de katheter richting de buik geleid wordt.(De breuklijn van de pleister moet dus richting de rug van de patiënt te wijzen).
- Nefrostomie katheter over de heuvel geleiden (in geultje leggen).Verwijder het papier van de plakstrips.
- Sla flap 2 terug over de katheter en druk de katheter goed vast. Verwijder het papier van plakstrip 3.
- Vouw de flappen over de katheter heen. Eerst het grootste deel van de flap vast plakken (gaat recht over de katheter heen) en vervolgens het kleinere deel over katheter en insteekopening plakken.
Fixeren nefrostomie katheter + koppelstuk
De katheter moet niet alleen rond de insteek goed vast zitten. Ook de rest van de katheter moet goed gefixeerd zijn.
Een nefrostomie katheter is een kwetsbare katheter. Hij kan (ondanks het ballonnetje) gemakkelijk uit de nier getrokken worden.
Om de nefrostomie katheter zo goed mogelijk te fixeren wordt deze als volgt vastgeplakt:
- Zorg dat de drainfixpleister zo geplakt is dat de katheter richting de buik wordt geleid. Wikkel een gaasje om de katheterslang beginnend bij de drainfixpleister.
2. Knip de elastische pleister (fixamul) op de gewenste lengte (iets breder dan de drainfix pleister. Plak deze over de drainfix pleister.
3. Leg een onsteriel 10 x 10 gaas om de rest van de slang tot en met het koppelstuk.
4. Knip de elastische pleister (fixomul) op de gewenste lengte. Plak deze over de volle lengte van de katheter slang tot aan het koppelstuk.
Nefrostomie-fixatiepleister verwijderen
- Houd bij het verwijderen van de nefrostomie-fixatiepleister rekening met de volgorde waarin de pleister vastgeplakt zit.
- ‘Pel’ de pleister af in omgekeerde volgorde (dus beginnend bij wat als laatste is afgeplakt).
- PAS OP: Een nefrostomie katheter is een kwetsbare katheter. Deze kan makkelijk uit het lichaam getrokken worden. Wees dus voorzichtig bij het los halen van de fixatiepleister
Spoelen nefrostomie katheter
Een nefrostomie katheter wordt nooit standaard gespoeld!!!
Neem contact op met het ziekenhuis als je denkt dat de katheter verstopt zit.
Als er geen urine komt via de katheter:
- Controleer of er geen knik in de katheter of afvoerslang zit.
Als de katheter verstopt lijkt te zitten kan deze worden doorgespoeld. Dit gebeurd met 5 tot 10 ml fysiologisch zout (NaCl 0,9 %).
Benodigdheden voor spoelen:
- onsteriele handschoenen
- Gaasje
- alcohol 70%
- Blaasspuit
- ampul 10 ml NaCl 0,9%
- opzuignaald of schoon bakje om de NaCl 0,9% uit op te trekken
Werkwijze:
- Leg alles klaar. Was de handen met water en zeep en trek onsteriele handschoenen aan.
- Koppel de katheter los bij het aansluitstuk van de beenzak.
- Maak de katheter schoon op de plek waar de blaasspuit opgezet wordt, met een gaasje met alcohol 70%.
- Spuit voorzichtig en langzaam maximaal 5 ml door de katheter. Bij weerstand stoppen!
- Koppel de blaasspuit los. Kijk of de urine uit de katheter ‘parelt’ (= druppelsgewijs eruit komen).
- Mocht het doorspuiten niet lukken, neem dan contact op met:
• Poli urologie op werkdagen tijdens kantooruren.
Telefoonnummer: 0341-463558.
• In de avond, nacht en in het weekend kunt u contact opnemen met de spoedeisende hulp.
Telefoonnummer: 0341-463911.
Geen tussenstukjes/ kraantjes
Sluit geen katheterventiel aan op de nefrostomie katheter. Elk kraantje is een mogelijke bron van infectie. Alleen als de nefrostomiekatheter dicht mag staan mag een kraantje worden aangesloten.
Aansluiten beenzak aan nefrostomie katheter
Aan een nefrostomie katheter wordt een urinebeenzak gekoppeld. Deze zak kan zowel op het bovenbeen als onderbeen gedragen worden. Dit kan met behulp van beenbanden of een beenzakhouder.
Douchen
U kunt gewoon douchen met een nefrostomie katheter. De fixatie pleister mag nat worden. U kunt de pleister eventueel afplakken met een plastic zakje. Dan wordt de pleister minder nat.
Reactie rondom insteekopening
Op de plek waar de katheter uit de huid komt kan wild vlees ontstaan. Dit ziet er uit als een roze bolletje. Dit weefsel ontstaat als reactie op de slang. Dit wild vlees kan geen kwaad. Wel kan het wat bloeden. Als het wild vlees groter wordt kan het wat in de weg gaan zitten met het wisselen van de katheter. Het wild vlees kan aangestipt worden met zilvernitraat. Het laat dan los en valt er vanzelf af.
Ook kan de huid rond de insteekopening iets rood zijn. Er kan pus of wondvocht uit het gaatje komen. Dit is normaal zolang er geen harde plek onder de huid rond de slang ontstaat. Ook mag u geen koorts hebben en de huid niet vurig rood zijn. Komt er veel pus en wondvocht uit het gaatje langs de slang? Wissel dan de pleister vaker dan een keer per week.
Tot slot
Deze folder bevat algemene informatie. Het is bedoeld als extra informatie naast het gesprek met uw uroloog. Als u na het lezen van deze folder nog vragen heeft kunt u ons bellen. Bel dan met de polikliniek urologie.
Voor meer informatie op het gebied van urologie kunt u terecht op onze website: www.urologie.nl