l

Direct contact

Telefoonnummers

St Jansdal receptie (alle locaties)

0341 - 463911

Afsprakenbureau 

0341 - 463890

Poli-Apotheek St Jansdal

0341 - 435858

Helpdesk MijnStjansdal (8:30 - 16:30 uur)

0341 - 463700

Vragen over?


Heeft u een klachtKlik dan hier.

Of compliment? Klik dan hier.


Bent u van de PERS en heeft u een vraag? Klik dan hier.

Medische hulp buiten kantoortijden

Spoedpost Harderwijk  

 

085 - 773 73 71

 

 

www.spoedpostharderwijk.nl

Huisartsenpost Lelystad  

 

0900 - 333 6 333

 

 

www.medrie.nl

Bij levensbedreigende spoed:

 

112

VlagB
Folders

Diabetes mellitus zelfregulatie

Versienr: 4
Inhoud van dit artikel
    Inhoud van dit artikel

      Zelfregulatie voor mensen met diabetes die:

      • Drie keer per dag (ultra)kortwerkende insuline spuiten voor de maaltijd en één keer per   dag langwerkende insuline spuiten.

       

      Deze folder geeft algemene richtlijnen. Het is belangrijk dat u leert van uw eigen ervaringen en weet welke factoren bij u de regulatie beïnvloeden. Uw diabetesverpleegkundige/ diëtiste/ internist/ verpleegkundig specialist kan u hierbij individueel advies geven. Zelfregulatie is een continu leerproces.

       

      Zelfregulatie betekent dat u zelf:

      • de insulinedosis (bij voorkeur alleen de kortwerkende insuline) en/of
      • de hoeveelheid koolhydraten in de voeding en/of
      • de mate van fysieke inspanning op elkaar afstemt om in balans te blijven.

      Bijvoorbeeld als u ziek bent, gaat sporten of een etentje heeft. Ook kan het nodig zijn de dosis aan te passen als u meerdere dagen of langere tijd een trend ziet van hoge of juist lage glucosewaarden.

       

      Voor zelfregulatie is het belangrijk om kennis te hebben van de insulinewerking en van zelfcontrole. Zelfcontrole is een belangrijk hulpmiddel want: 'meten is weten!'. Zo kunt u bij bijzondere situaties zoals ziekte, stress, emoties, inspanning, sport, etentjes en alcohol de juiste maatregelen nemen.

      Zelfcontrole kan door middel van vingerprik met een glucosemeter en/of door middel van de Flash Glucosemeter (FGM) de zogenaamde freestyle libre (FSL).

      • De diabetesverpleegkundige bespreekt de materialen en de begeleiding bij zelfregulatie/ zelfmanagement.
      • De diëtist geeft een voedingsadvies op maat en bespreekt hoe u verschillende aanpassingen in de voeding kunt nemen en daarbij eventueel de ultra-kortwerkende insuline kunt aanpassen. Zij leert u koolhydraten tellen, eventueel met behulp van hulpmiddelen (o.a. app).
      • Uw arts, verpleegkundig specialist en/of diabetesverpleegkundige bespreekt de streefwaarden voor de bloedglucose, HbA1c en bij gebruik van de flash glucosemeter de tijd binnen doelbereik (hier verder niet benoemd). Hieronder worden algemene richtlijnen voor de bloedglucose en HbA1c vermeld.

       

      Wat zijn de streefwaarden voor bloedglucose?

      Algemeen

      Nuchter en voor maaltijden    4 - 7 mmol/l

      Na de maaltijden                    5 - 9 mmol/l

      Voor het slapen gaan             tussen de 6 - 8 mmol/l

      In de nacht                             hoger dan 4 mmol/l

       

      HbA1c waarde

      Twee tot vier keer per jaar wordt het HbA1c-gehalte in het bloed bepaald. Dit kan op de polikliniek met een vingerprik (voorafgaand aan uw afspraak) of op het laboratorium (op aanvraag). HbA1c is de afkorting voor geglyceerd hemoglobine. Dit ontstaat doordat glucose zich in het bloed bindt aan hemoglobine in de rode bloedcellen. Stijgt de concentratie glucoses in het bloed? Dan wordt er meer HbA1c gevormd. Rode bloedcellen hebben een levensloop van zes tot acht weken. De hoeveelheid HbA1c geeft een beeld van de gemiddelde bloedglucosewaarde over de afgelopen zes tot acht weken. De streefwaarde wordt individueel en in overleg met u bepaald.

       

      Algemeen:

      Bij mensen ouder dan 70 jaar                                             HbA1c 54 - 58/64 mmol/mol

      Bij mensen jonger dan 70 jaar                                              HbA1c = 53 mmol/mol

      Bij vrouwen met zwangerschapswens of die zwanger zijn   HbA1c = 48 mmol/mol

       

      De werking van insuline

      Ultra-kortwerkende insuline: Novorapid, Insuline aspart, Fiasp, Apidra, Humalog, Insuline lispro, Lyumjev.

      Fiasp en Lyumjev werken sneller en moeten 0-2 minuten voor het begin van de maaltijd toegediend worden, met de mogelijkheid tot toediening maximaal 20 minuten na het begin van de maaltijd.

      Voor de andere insulines geldt:

      • De werking van deze insuline begint ongeveer 10 minuten na het inspuiten. Het maximale effect ligt ongeveer 1-3 uur na de injectie. Over het algemeen werkt deze insuline 3 à 5 uur.
      • De ultra kortwerkende insuline spuit u als maaltijd insuline direct vóór het eten, tijdens of direct na het eten.
      • Ook kan deze insuline gebruikt worden als correctie insuline bij hoge bloedglucoses.

       

      Langwerkende insuline: Glargine (Lantus® / Abasaglar® / Toujeo® ) of Levemir®. Deze insuline wordt één keer per dag gebruikt.

      • Deze verbeterde langwerkende insulines worden traag opgenomen. Ze hebben een vrijwel ‘piekloos’ werkingsprofiel. Het tijdstip van de dag waarop Glargine of Levemir® insuline wordt toegediend is flexibel, mits dit tijdstip iedere dag hetzelfde is.
      • Glargine werkt binnen één uur en werkt ongeveer 24 uur. Levemir® werkt binnen 3-4 uur na de injectie en werkt ongeveer 24 uur.

       

      Ultralangwerkende insuline: Degludec (Tresiba®)

      • Begint na ongeveer twee uur te werken. Het heeft een werkingsduur tot 42 uur (er moet minimaal acht uur tussen de doses zitten). Het advies is om een vast tijdstip te nemen.

       

      Langwerkende insuline: Insulatard® of Humuline NPH®. Deze insuline wordt één keer per dag gebruikt, bij uitzondering twee keer.

      • De werking van deze insuline begint ongeveer anderhalf uur na het inspuiten. Het maximale effect ligt ongeveer 4 à 12 uur na de injectie. De totale werkingsduur is onder andere afhankelijk van de dosis: hoe meer gespoten, des te langer het effect. Over het algemeen werkt deze insuline 16 à 24 uur. De opname is onregelmatiger dan die van Lantus ®of Levemir®.
      • De langwerkende insuline die u voor de nacht spuit, werkt die nacht en een groot deel van de volgende dag als ‘basisinsuline’ door.

       

      Plaatsen om te spuiten

      • De (ultra)kortwerkende insuline wordt geadviseerd in de buik te spuiten.
      • De langwerkende insuline kan in het bovenbeen, maar ook eventueel in de buik. De diabetesverpleegkundige zal dit met u bespreken.
      • Het is belangrijk om niet steeds op dezelfde plaats te injecteren, zodat het onderliggende weefsel niet verhard raakt. Hierdoor kan de opname van de insuline niet altijd gelijk zijn.

       

      De waarde van glucose in het bloed

      Om uw insulineschema te kunnen vaststellen is een bloedglucosedagcurve nodig. Wilt u zelf de kortwerkende insulinedosering aanpassen? Dan is het nodig om inzicht te krijgen in uw regulatie en de factoren die van invloed zijn.

      Gebruikt u de FSL (flash glucosemeter)? Dan wordt geadviseerd acht keer per dag te scannen (vóór, ná de maaltijd en bij bijzondere situaties).


      Er zijn twee mogelijkheden voor de bepaling van de bloedglucosewaarden.

      Onderstaand schema wordt gebruikt bij het instellen op insuline en om hypo’s uit te sluiten. Dit zijn namelijk de laagste punten van de dag.

      N - Nuchter / VL - Voor Lunch / VA - Voor Avondeten / VS - Voor Slapen

       

      Dit onderstaand schema wordt gebruikt om het effect van de insuline op de maaltijd te evalueren en de hoeveelheid nachtinsuline te bepalen.

      N - Nuchter / NO - Na het ontbijt / NL - Na de lunch / NA - Na het avondeten / VS - Voor Slapen
      Na de maaltijd is ongeveer anderhalf tot twee uur na de maaltijd.

       

      Andere schema’s zijn ook mogelijk. Bespreek dit met uw zorgverlener.

       

      De nuchtere bloedglucosewaarde geeft de basissituatie weer. Na de maaltijd loopt de bloedglucosewaarde in het bloed langzaam op. Hierop volgt een geleidelijke daling. De maximale hoogte van de bloedglucosewaarden door de voeding meet u anderhalf tot twee uur na de maaltijd. Daarnaast is het verstandig de bloedglucosewaarde in uw bloed te meten als u zich niet lekker voelt.

       

      Algemene adviezen voor zelfregulatie

      Het aanpassen van uw insulineschema kunt u pas achteraf doen als u uw bloedglucosewaarden heeft beoordeeld. U weet dan of de dosis insuline goed is geweest.

       

      Aanpassen langwerkende insuline:

      • Bij het aanpassen van de insulineschema’s moet u er altijd eerst voor zorgen dat de nuchtere bloedglucosewaarde normaal is: tussen de 4 en 7 mmol/l.
      • Wanneer dit niet het geval is, moet de langwerkende insuline, die u voor het slapen gaan spuit, misschien aangepast worden. Het is daarbij wel van belang dat u eerst uitzoekt of de bloedglucose in de avond daarvoor of in de nacht misschien al ontregeld was.
      • Bij het gebruik van de langwerkende insuline is het de bedoeling om de bloedglucosewaarde waarmee u naar bed gaat op hetzelfde peil te houden als de bloedglucosewaarde waarmee u opstaat (dit is de nuchtere glucose waarde de volgende dag).
      • Het is aan te bevelen tenminste drie dagen dezelfde dosering te handhaven, voordat u de langwerkende insuline verder aanpast. U kunt altijd overleggen met uw diabetesteam.

       

      Aanpassen ultra-kortwerkende insuline:

      • De (ultra) kortwerkende insulines kunnen in tegenstelling tot de langwerkende insuline meestal bij iedere dosis iets worden veranderd als dat noodzakelijk is.
      • Het is niet aan te bevelen de insuline op twee of meerdere tijdstippen van de dag tegelijk aan te passen. Begin altijd met de meest afwijkende bloedglucosewaarde van de dag.

       

      Enkele tips bij zelfregulatie

      De 'slaap rustig'-regel.
      Deze regel wil zeggen, dat u niet moet gaan slapen met een bloedglucosewaarde die lager is dan 6 mmol/l. U neemt in dat geval eerst iets te eten of te drinken met ongeveer 15 gram koolhydraten (zie lijst van producten achter in deze folder).


      Een enkele hypo- of hyperglycaemie

      • Een enkele hypo- of hyperglycaemie is nooit een reden om de behandeling blijvend te wijzigen.
      • Wijzig alleen als dit een duidelijk patroon heeft, bijvoorbeeld twee nachten achtereen een hypoglycaemie of drie dagen achter elkaar een bloedglucosewaarde hoger dan 10 mmol/l na de lunch.

       

      Verschijnselen van hypo- en hyperglycaemie

       

       

      Hyperglycaemie oorzaken

      Zoek altijd naar de oorzaak van de te hoge bloed­glu­cose­waarde.

      Bijvoorbeeld: 

      • Heeft u uw handen gewassen?
      • Is de meter betrouwbaar: juiste code, strips niet verlopen, meter te oud?
      • Komt het vaker op dit tijdstip voor dat uw bloedsuiker te hoog is?
      • Bent u ziek?
      • Heeft u last van stress?
      • Is uw lichaamsbeweging verminderd? (denk aan sporten, in de tuin werken, winkelen)
      • Heeft u teveel gegeten? (vetrijke maaltijd geeft hyperglycaemie op een later tijdstip)
      • Bent u de injectie of uw pillen vergeten? Of heeft u verkeerde eenheden insuline gespoten?
      • Is het aantal eenheden verkeerd ingesteld?
      • Bent u vergeten te ontluchten?
        Heeft u de naald te snel verwijderd?
      • Heeft u verkeerd gespoten: andere locatie, te diep of te ondiep, harde spuitplaats?
      • Prednison kuren kunnen een ernstige ontregeling geven. Controleer extra uw bloedglucose en neem indien nodig op tijd contact op met uw diabetesverpleegkundige/ arts.

       

      Hyperglycaemiebehandeling: een bijspuitschema

      • Meet u een te hoge bloedglucose, die op korte termijn naar beneden dient te worden gebracht? Spuit dan extra (ultra)kortwerkende insuline volgens onderstaand schema.
      • Meet u een te hoge bloedglucosewaarde vóór de maaltijd en u moet toch (ultra)-kortwerkende insuline spuiten? Dan kunt u de dosis volgens hetzelfde schema ophogen.

       

              

       

      • De hoeveelheid insuline die nodig is om te corrigeren is afhankelijk van het lichaamsgewicht en van uw insulinegevoeligheid. Dit verschilt per persoon.
      • Controleer altijd het effect van bijspuiten na twee uur door middel van bepaling van de bloedglucosewaarde. Zonodig de procedure herhalen. (2-4-6 regel).
      • Noteer alle veranderingen en uitslagen in het diabetesdagboekje.
      • Blijf bij een te hoge bloedglucosewaarde altijd ruim voldoende drinken van de toegestane dranken.
      • Bij een te hoge bloedglucosewaarde voor het slapen gaan spuit u maximaal vier eenheden ultra-kortwerkende insuline en controleert u uw bloedglucose na twee uur.
      • Is er onvoldoende verbetering of heeft u twijfels? Neem dan contact op met de diabetesverpleegkundige.

       

      Hypoglycaemie oorzaken

      Zoek altijd naar de oorzaak van de te lage bloedglucosewaarde.

       

      Bijvoorbeeld:

      • Heeft u de meting goed uitgevoerd?
      • Komt het vaker op dit tijdstip voor dat uw bloedsuiker te laag is?
      • Is uw lichaamsbeweging geïntensiveerd? (denk aan sporten, in de tuin werken, winkelen)
      • Heeft u te laat of te weinig gegeten?
      • Heeft u verkeerd gespoten: andere locatie, te diep of te ondiep, harde spuitplaats?
      • Heeft u verkeerde insuline gespoten?
      • Heeft u teveel eenheden insuline gespoten?
      • Heeft u alcohol gedronken?


      Hypoglycaemie (bloedglucose is lager dan 4 mmol/l) – behandeling

      • Neem bij een (aangetoonde) hypo één van onderstaande producten in de juiste hoeveelheid.
      • Controleer na ongeveer 15 minuten (bij een ernstige hypo na 5 minuten) nogmaals uw bloedglucose. Blijft uw bloedglucose onder de 4 mmol/l neem dan nogmaals één van deze producten.
      • De bloedglucosewaarde stijgt ongeveer 3 mmol/l bij 20 gram koolhydraten (glucose). Het meest praktisch in gebruik is druivensuiker, omdat je het makkelijk overal mee naar toekunt nemen.

       

      Producten

      • 15 – 20 gram koolhydraten, bij voorkeur in de vorm van dextrosetabletten, limonadesiroop of een andere glucosebron. Zes glucose-, druivensuiker-, of dextrosetabletten (dextropur van 3 gram)
      • 40 ml (= drie eetlepels) gewone limonadesiroop aangelengd met water
      • 200 ml (= groot limonadeglas) gewone frisdrank.

       

      Zelfregulatie in bijzondere situaties

      Sport of zware arbeid

      • Bij sportactiviteiten of lichamelijke inspanning is het belangrijk om vóór en na de inspanning de bloedglucose te meten.
      • Bij duursport is het eveneens belangrijk om ook tijdens het sporten de bloedglucose te meten.
      • Het wordt afgeraden om met een bloedglucosewaarde hoger dan 15 mmol/l te gaan sporten, hierdoor wordt de kans op een keto-acidose (verzuring) groter.
      • Bij flinke lichamelijk inspanning heeft u twee keuzemogelijkheden:
        • 30 minuten voor de lichamelijke inspanning eventueel extra koolhydraten eten volgens onderstaand schema;
        • of een verlaging van de (ultra)kortwerkende insuline bij de maaltijd voorafgaande aan de sportbeoefening of lichamelijke inspanning;
        • soms zijn beide maatregelen nodig.


      Schema om een hypoglycaemie te voorkomen bij inspanning

       

      Duur en type inspanning Bloedglucosewaarde voor aanvang Insulineaanpassing voor inspanning Extra koolhydraten*
      30 minuten of minder lichte inspanning; bv een wandeling

      Onder 5.0 mmol/l

       

      Boven 5.0 mmol/l

      Halveren

       

      Normale dosis

      10-15 gram

       

      geen

      30-60 minuten matige inspanning; bv joggen/tennissen of zwemmen

      Onder 5.0 mmol/l

       

      Tussen 5.0 en 10.0 mmol/l

       

      Tussen 10.0 en 15.0 mmol/l

      Overslaan

       

       

      Halveren

       

       

      Normale dosis

      30-45 gram

       

       

      15 gram

       

       

      geen

      1 uur of langer matige inspanning, bv voetballen

      Onder 5.0 mmol/l

       

      Tussen 5.0 en 10.0 mmol/l

       

      Tussen 10.0 - 15.0 mmol.l

      Overslaan

       

       

      Halveren

       

       

      Halveren

      45 gram per uur

       

       

      30-45 gram per uur

       

       

      15 gram per uur

      * Zie lijst van producten achter in deze folder.

       

      • Intensieve lichamelijke inspanning kan 8-24 uur nadien nog een verlagend effect hebben op de bloedglucose.
      • Het is daarom van belang voor het slapen gaan de bloedglucose te controleren. Bij een bloedglucose lager dan 8 mmol/l is het verstandig nog iets te eten of te drinken van ongeveer 15-30 gram koolhydraten (zie lijst van producten achter in de folder).
      • Bij intensieve lichamelijke inspanning is het ook mogelijk om de nachtinsuline aan te passen: doe dit alleen na overleg met uw diabetesverpleegkundige.

       

      Alcohol

      De invloed van alcoholische dranken op de bloedglucosewaarde is afhankelijk van wanneer, wat én hoeveel u drinkt. Een drankje tijdens de maaltijd heeft minder invloed dan een glaasje op de ‘lege maag’. Alcohol op zich is bloedglucose verlagend, vaak pas na enkele uren.

       

      Als u ’s avonds alcoholische dranken drinkt, of u heeft wat meer gedronken dan anders, bepaal dan voor het slapen gaan uw bloedglucosewaarde. Bij een bloedglucose lager dan 8 mmol/l, eet of drink voor het slapen gaan nog iets met 15-30 gram koolhydraten.

       

      Uit eten

      Het aanpassen van de (ultra)kortwerkende insuline aan meer of minder koolhydraten inname is mogelijk.

      • Bij lang tafelen de insuline spuiten vóór het hoofdgerecht van de maaltijd. Eventueel kunt u bij het gebruiken van een nagerecht met koolhydraten voor dat nagerecht nog extra eenheden spuiten. Overleg dit met uw diabetesverpleegkundige/ diëtiste.
      • Wanneer u extra koolhydraten gebruikt, kan het nodig zijn om extra (ultra-)kortwerkende insuline te gebruiken. U kunt dit overleggen met uw diabetesverpleegkundige/ diëtiste.
      • Als u nog geen ervaring heeft met het effect van extra koolhydraten op uw bloedglucosewaarde, ga dan eerst aan de hand van zelfcontrole na wat het effect van extra koolhydraten op uw bloedglucosewaarde is. Mocht dit een verhogend effect zijn dan kunt u extra (ultra)kortwerkende insuline gebruiken.
      • De algemene vuistregel is: 1:15. Dit wil zeggen: 1 eenheid extra (ultra)kortwerkende insuline voor iedere 15 gram extra koolhydraten. Controleer door middel van zelfcontrole ongeveer anderhalf uur na de maaltijd met de extra koolhydraten of deze regel ook voor u geldt; pas de regel zonodig aan.
      • Voor iedereen is de verhouding eenheden insuline op grammen koolhydraten verschillend. Dit kan de diëtiste met u berekenen.
      • Als u van tevoren weet dat u extra gaat eten en dat binnen de tijd dat de insuline zijn maximale werking heeft, kunt u de maaltijdinsuline ophogen; zo niet, dan moet u een extra keer insuline spuiten.

       

      Producten met circa 15 gram koolhydraten (en weinig vet)

      • 1 portie fruit (bijvoorbeeld 1 appel, 1 sinaasappel of 1 kleine banaan)
      • 1 glas ongezoet vruchtensap (150 ml)
      • 1 plak ontbijtkoek (25 gram)
      • 1 Evergreen ®
      • 1 Sultana ® ( 11 gram KH)

      Zie voor meer variaties de koolhydraatvariatielijst. Deze is te krijgen bij uw diëtist.
       

      Ziekte, koorts en braken

      • Bij ziekte heeft het lichaam altijd extra behoefte aan insuline.
      • Wanneer u ziek bent, ook als u geen eetlust heeft, moet u doorgaan met de insuline injecties. In ieder geval de langwerkende.
      • Bij een slechte eetlust moet u ervoor zorgen voldoende te drinken. Vruchtensap kan dienen als vocht- en koolhydratenbron. Vooral bij koorts kan de bloedglucosewaarde snel oplopen, dus bepaal regelmatig uw bloedglucosewaarden.
      • Hanteer aan de hand van de bloedglucosewaarden het bijspuitschema (kortwerkende insuline).
      • Gebruikt u de Freestyle libre (FSL) meter, controleer dan U glucose met een vingerprik.

       

      Braken = bijsturen en/of bellen

      Indien u blijft braken en geen vocht met glucose kunt binnen houden, neem dan direct contact op met het ziekenhuis. De dienstdoende internist beslist dan of u eventueel opgenomen moet worden of naar de Spoedeisende Hulp moet komen.

       

      Belangrijke telefoonnummers

      • De assistente van de diabetespolikliniek is telefonisch bereikbaar tussen 08.30-16.30 uur: (0341) 463747. U kunt de diabetesverpleegkundige via de assistente te spreken krijgen. Bij spoed zult u doorverbonden worden, anders zal er een telefonisch afspraak voor u gemaakt worden.

      Voor niet-acute zaken kunt u ook gebruikmaken van Mijn StJansdal.

      • Heeft u vragen voor de diëtist? Dan kunt contact opnemen met de afdeling Diëtetiek: (0341) 46 37 20.
      • Ziekenhuis St Jansdal: 0341-46 39 11.
      • Huisartsenpost: zie voor contactgegevens de website van ziekenhuis St Jansdal.

         

       

      Websites

      www.diabetescentrum-harderwijk.nl
      www.voedingscentrum.nl
      www.dvn.nl
      www.koolhydraten.nl
      www.diabetesfonds.nl
      www.diabetesfederatie.nl

      https://eendiabetes.nl/

       

       

       

       

       

       

       
      De informatie op deze website is met de grootst mogelijke zorg samengesteld. Desondanks kunnen geen rechten aan de vermelde informatie ontleend worden. Meer informatie https://www.stjansdal.nl/disclaimer
      Geprint op 29-3-2024