Borstvoeding is de beste voeding voor baby's. Dit geldt ook voor baby's van moeders met diabetes. Er zijn een paar dingen die anders zijn bij deze moeders. In deze folder vertellen wij u hierover. We gebruiken “hij” als het over uw baby gaat. Dat is makkelijker om te lezen. Voor meer informatie kunt u ook kijken in onze folder over Borstvoeding en kolven.
Waarom borstvoeding geven?
Borstvoeding is goed voor de moeder en de baby. De moeder heeft minder suiker in haar bloed als ze borstvoeding geeft. Ze heeft dan ook minder insuline nodig. De insuline komt niet in de moedermelk, dus het is veilig om borstvoeding te geven als u insuline gebruikt.
De eerste melk, colostrum, helpt de suikerwaarden van de baby. Borstvoeding helpt ook om te voorkomen dat de baby later diabetes krijgt.
Borstvoeding en diabetes
Bij moeders met diabetes zijn er een paar belangrijke dingen om op te letten bij het geven van borstvoeding. Uit onderzoek blijkt dat de melk soms een dag later op gang komt. Dit kan verschillende oorzaken hebben. Bijvoorbeeld:
-
diabetes
-
scheiding van moeder en baby
-
bijvoeding van de baby
-
de manier van bevallen
-
het gebruik van medicijnen
Een goede voorbereiding en hulp bij het begin van de borstvoeding is erg belangrijk. In deze folder leggen we een paar onderwerpen verder uit.
Kolven tijdens de zwangerschap
Soms wordt al gekolfd tijdens de zwangerschap. Dit heet antenataal kolven. Meer informatie hierover staat in de folder Kolven tijdens de zwangerschap.
Starten met borstvoeding
Bij sommige moeders komt de melk langzaam op gang. Leg de baby snel en vaak aan, het liefst binnen een uur na de bevalling en daarna 8 tot 12 keer per dag. Zorg voor een goede aanlegtechniek. Vraag om hulp als het niet lukt.
Extra afkolven helpt om de melkproductie te stimuleren. Doe dit op de eerste dag het liefst met de hand. Dat geeft vaak meer colostrum. Geef de colostrum met een lepeltje. Kan de baby niet zelf drinken? Begin dan met kolven binnen 6 uur na de bevalling. Meer informatie leest u in de folder Borstvoeding en kolven.
Als de baby niet bij de moeder is, probeer dan zo snel mogelijk weer contact te maken. Verpleegkundigen in de kraam- en couveusesuites werken volgens een speciaal borstvoedingsplan. Het ziekenhuis heeft hiervoor een speciaal certificaat.
Borstvoeding verlaagt de bloedsuiker. Daardoor is vaak minder insuline nodig. Soms kan de dosis na de bevalling gehalveerd worden. Meet de suikerwaarden voor en na elke maaltijd. Doe dit ook extra in de eerste nachten na de bevalling.
Zorg voor de baby
De bloedsuiker van de baby kan dalen als de baby koud wordt, veel huilt of niet bij de moeder is. Huid-op-huidcontact helpt om energie te sparen en ondersteunt de borstvoeding.
De bloedsuiker van de baby wordt meerdere keren gecontroleerd: 1, 4, 7, 12, 24 en 48 uur na de bevalling. Is de waarde te laag? Dan krijgt de baby bijvoeding. Dit voorkomt schade. Bijvoeding is het liefst met moedermelk.
Voeding van de moeder
Borstvoeding zorgt voor een lagere bloedsuiker. Daardoor is vaak minder insuline nodig. Moeders die borstvoeding geven, hebben meer energie nodig. Ook moeders met diabetes mogen dus wat meer eten.
Eet en drink regelmatig. Na het voeden of kolven daalt de bloedsuiker. Kijk voor gezonde voeding op de website van het Voedingscentrum.
Bijna alle vitamines en mineralen zitten in gewone voeding. Alleen vitamine D is een uitzondering. Gebruik elke dag 10 microgram vitamine D tijdens de borstvoedingsperiode.
’s Nachts voeden hoort erbij in de eerste maanden. Meet dan extra je bloedsuiker en neem eventueel een kleine snack.
De borstvoedingsperiode
Moeders met diabetes hebben meer kans op een borstontsteking, vooral als de bloedsuiker niet goed is.
Tips om borstontsteking te voorkomen:
-
Zorg dat de borsten goed leeg gedronken worden.
-
Draag geen knellende kleding of bh.
-
Slaap zonder bh.
-
Controleer de borsten dagelijks onder de douche op harde, rode en pijnlijke plekken.
Let op bij klachten zoals pijnlijke, rode plekken, grieperig gevoel of koorts. Neem dan contact op met de verloskundige (in het kraambed) of de huisarts of lactatiekundige (na het kraambed). Een hoge bloedsuiker vergroot ook de kans op een schimmelinfectie (spruw). Was daarom uw handen voor het voeden, verschoon regelmatig zoogkompressen en laat de tepels af en toe luchten.
Let op tekenen van spruw:
-
Branderige, rode tepels
-
Stekende pijn in de borsten
-
Witte aanslag in de mond van de baby
Lees meer in de folder Spruw.
Bij het stoppen met borstvoeding stijgt de bloedsuiker weer en heeft u minder energie nodig. U heeft dan meer insuline nodig en hoeft minder te eten. Bouw de borstvoeding langzaam af om dit goed op te vangen. Vraag de lactatiekundige om een afbouwschema.
Vragen?
Heeft u vragen? Stel ze aan onze lactatiekundigen van de kraamsuites of couveusesuites.
Telefoonnummer: 0341 - 46 34 09
E-mail: lactatiekundigen@stjansdal.nl