Klik op de afbeelding om deze folder te bekijken met beeld en geluid (Indiveo).
Wat is zwangerschapsdiabetes?
Tekst video:
Insuline is een hormoon en wordt aangemaakt in de alvleesklier. Insuline regelt de suikerwaarde in het bloed. Dit wordt ook wel de bloedsuikerspiegel of glucosespiegel genoemd. Tijdens de zwangerschap reageert uw lichaam minder goed op insuline. Bij sommige vrouwen maakt de alvleesklier te weinig insuline aan. Er blijft dan te veel suiker in het bloed. De glucosespiegel is dan te hoog. Dit wordt zwangerschapsdiabetes genoemd.
Zwangerschapsdiabetes is een tijdelijk vorm van diabetes, die meestal overgaat na de bevalling. De meeste vrouwen met zwangerschapsdiabetes merken hier weinig van. Sommige vrouwen hebben meer dorst, moeten veel drinken en vaker plassen. Zwangerschapsdiabetes is niet goed voor uw baby. De baby kan te groot worden. De bevalling wordt daardoor moeilijker. Ook kan de baby na de geboorte een te lage glucosespiegel krijgen. Er kunnen problemen ontstaan met de ademhaling en het hart.
Daarnaast heeft de baby een grotere kans op overgewicht, hart en vaatziekten en diabetes op latere leeftijd. Uw baby heeft minder kans op deze problemen als uw glucosespiegel goed onder controle is. Het is daarom belangrijk dat u samen met uw zorgverlener gaat onderzoeken wat u kunt doen om de glucosespiegel onder controle te krijgen. U gaat met een diëtist kijken naar uw voedingspatroon en krijgt het advies om voldoende te bewegen. In sommige gevallen is het noodzakelijk om insuline te gebruiken. U en uw zorgverlener houden tijdens de zwangerschap in de gaten of uw glucosespiegel goed onder controle blijft.
Wie kan zwangerschapsdiabetes krijgen?
Sommige vrouwen hebben meer kans om zwangerschapsdiabetes te krijgen. Dat is het geval als:
-
Uw vader, moeder, broer of zus diabetes heeft.
-
U eerder een baby kreeg die erg zwaar was.
-
U eerder zwangerschapsdiabetes had.
-
U te zwaar bent bij het begin van de zwangerschap (BMI boven de 30).
-
U zwanger bent van een tweeling of meerling.
-
Een van uw baby’s is overleden vóór de geboorte, zonder duidelijke reden.
-
U een niet-westerse achtergrond heeft.
-
U het polycysteus ovariumsyndroom (PCOS) heeft.
Afspraken
Afspraken in het ziekenhuis
Heeft u zwangerschapsdiabetes? Dan helpt goede zorg om problemen te voorkomen. U krijgt hulp van uw verloskundige of van een speciaal diabetesteam.
Gynaecoloog
De gynaecoloog maakt een echo van de baby. Als alles goed is, gaat u weer naar de verloskundige. Wordt de baby te groot of moet u insuline gebruiken? Dan blijft u bij de gynaecoloog.
Diëtist
De diëtist helpt met gezond eten. U maakt zelf een afspraak. De diëtist geeft advies over:
- Minder suiker eten
- Vaker op een dag iets kleins eten
-
Geen frisdrank of vruchtensap
Diabetesverpleegkundige
De diabetesverpleegkundige leert u:
- Wat zwangerschapsdiabetes is
- Hoe u zelf bloedsuiker meet met een meter
- Wat goede bloedsuikerwaarden zijn
Verpleegkundig specialist of internist
Deze zorgverlener bespreekt de gevolgen van zwangerschapsdiabetes. Hij of zij kijkt ook of u insuline nodig heeft.
Bloedsuiker meten en behandeling
Bloedsuiker meten
U gaat in het begin 4 keer per dag uw bloedsuiker meten. Dat doet u op deze momenten:
- 's Ochtends vroeg, vóór het ontbijt (nuchter)
- Anderhalf uur na het ontbijt
- Anderhalf uur na de lunch
- Anderhalf uur na het avondeten
De bloedsuiker moet dan zo zijn:
- Vóór het ontbijt: lager dan 5,3 mmol/L
- Na de maaltijden: lager dan 7,0 mmol/L
U stuurt de bloedsuikerwaarden op vaste tijden naar uw zorgverlener. Dit kan via de telefoon of via MijnStJansdal. Uw zorgverlener is bijvoorbeeld de diabetesverpleegkundige of uw eigen verloskundige.
Tijdens de hele zwangerschap blijft u regelmatig meten. U spreekt samen met uw zorgverlener af wanneer u moet meten.
Bewegen
Beweeg elke dag minstens 30 minuten. Bewegen helpt om de bloedsuiker te verlagen.
Diabetesdagboek
U schrijft uw bloedsuikerwaarden op in een dagboek. Meet altijd nuchter en 1,5 uur na het eten. Eet geen tussendoortje tussen de maaltijd en de meting. Wacht daarmee tot na de meting.
Insuline gebruiken
Is uw bloedsuiker te hoog, ondanks gezond eten? Dan heeft u misschien insuline nodig. Insuline is veilig voor u en uw baby. U leert zelf spuiten.
De verpleegkundige zegt hoeveel u moet spuiten.
De bevalling
De bevalling
Heeft u geen medische reden om eerder te bevallen? Dan mag u tot 41 weken bij uw verloskundige blijven. U mag ook thuis bevallen. Na 41 weken wordt u naar de gynaecoloog gestuurd om te bevallen.
Bevalling met medische reden
Als u insuline gebruikt of als de baby groot is, begint de bevalling vaak wat eerder, rond 38 tot 39 weken. Dit is om problemen tijdens de bevalling te voorkomen.
Na de bevalling
Uw baby
Heeft u insuline gebruikt of is de baby zwaar? Dan kan de bloedsuiker van uw baby te laag worden. Uw baby krijgt dan extra controles. Soms krijgt uw baby een infuus en moet hij/zij even op de kinderafdeling blijven.
Na de bevalling
Na de bevalling is de diabetes meestal weg. U mag stoppen met dieet of insuline. De verloskundige of huisarts controleert u verder.
Laat uw bloedsuiker 4 tot 6 weken na de bevalling controleren. Daarna elk jaar. Na vijf jaar: om de 2 tot 3 jaar. U maakt zelf een afspraak bij de huisarts.
Later risico
U heeft 50% kans om later diabetes type 2 te krijgen. Bent u opnieuw zwanger? Laat dan tussen 16 en 18 weken een test doen (OGTT). Herhaal deze test ook bij 28 weken zwangerschap.
Meer informatie
Vragen?
Bij vragen over de zwangerschap: bel uw verloskundige of gynaecoloog.
Bij vragen over bloedsuiker: bel de diabetesverpleegkundige.
Hoe werkt insuline?
De alvleesklier maakt insuline. Insuline zorgt dat suiker uit eten naar uw lichaamscellen gaat. Die suiker gebruiken uw cellen als brandstof. Heeft u zwangerschapsdiabetes? Dan maakt uw lichaam te weinig insuline. Of uw lichaam werkt minder goed met insuline. Er blijft dan te veel suiker in uw bloed. Uw bloedglucose wordt te hoog. Als dat lang duurt, kan het problemen geven.
Meer informatie
Kijk voor meer informatie op:
Wilt u de informatie ook bekijken in een animatiefilmpje? Klik dan hier.