Wat is een stuitligging?
Bij een stuitligging ligt de baby met het hoofdje boven in de baarmoeder en met de billen of de benen onderin. De verschillende houdingen die een baby in stuitligging kan hebben:
Hoe vaak komt een stuitligging voor?
In de eerste maanden van de zwangerschap liggen veel baby’s in stuitligging. Als u uitgerekend bent, is de kans dat uw baby in stuitligging ligt nog 3%.
Redenen waarom een baby in stuitligging ligt
Vaak is het niet bekend waarom een baby in stuitligging gaat liggen. Wel komt het vaker voor bij:
- een meerlingzwangerschap;
- een afwijkende vorm van de baarmoeder of het bekken;
- een voorliggende placenta (moederkoek) of een vleesboom bij de ingang van het bekken;
- een aangeboren afwijking van de baby (dit komt soms voor).
Onderzoek bij een stuitligging
Door middel van een echo is met zekerheid vast te stellen of uw baby in stuitligging ligt.
De gynaecoloog beoordeelt met dit onderzoek of er een reden te zien is waarom uw baby in een stuit ligt.
Versie: het via uitwendige handgrepen draaien van een baby van stuit- naar hoofdligging
Als een baby in hoofdligging ligt, is er een grotere kans op een natuurlijke bevalling. Voor 36-37 weken zwangerschapsduur draaien veel kinderen zelf nog tot een hoofdligging. De gynaecoloog beoordeelt of u in aanmerking komt voor het draaien van de baby, de zogenaamde 'versie'.
Wij maken met u een afspraak voor het draaien van de baby, veelal op een maandag omdat een vast team de versies begeleidt. U wordt hiervoor een paar uur opgenomen op een van de kamers van het Moeder&Kind Centrum. Een gynaecoloog of speciaal opgeleide klinisch verloskundige gaat u behandelen.
Wij vragen u om te komen met een volle blaas. Dit zorgt er namelijk voor dat de billen van de baby minder diep in het bekken zitten, waardoor de versie soepeler zal gaan.
De verpleegkundige sluit u eerst minimaal een half uur aan op een apparaat wat de harttonen van de baby registreert: het CTG-apparaat. Ook noteert zij wat gegevens van u en zij meet uw temperatuur, polsslag en bloeddruk. Men maakt een echo om te kijken of de baby nog in stuitligging ligt. Als dit gedaan is, krijgt u meestal een infuus met het medicijn Ritodrine. Deze medicijnen zorgen ervoor dat de baarmoeder niet gaat samentrekken op het moment dat geprobeerd wordt uw baby te draaien. Het toedienen van Ritodrine vergroot de kans van slagen met 10-20% en het wordt als minder pijnlijk ervaren hierdoor. Een vervelende bijwerking van deze medicijnen is, dat uw hartslag versnelt: u krijgt last van hartkloppingen. Na een paar uur is het middel uitgewerkt en verdwijnen deze bijwerkingen weer.
Het is belangrijk dat u zo ontspannen mogelijk ligt en uw buikspieren niet aanspant. Soms is een kussen onder uw knieën prettig. De verloskundige of gynaecoloog gaat vervolgens de baby draaien. Eén hand pakt daarbij net boven uw schaambeen de billen van de baby en probeert deze omhoog te drukken. De andere hand pakt aan de bovenkant van uw buik het hoofd van uw baby en probeert dit naar beneden te duwen. Op deze wijze gaat de baby met het hoofd naar beneden.
De duur van het draaien kan verschillen, van minder dan 30 seconden tot soms meer dan 5 minuten. Na afloop wordt de ligging en de hartslag van uw baby gecontroleerd door middel van een echo en een CTG. De verpleegkundige verwijdert het infuus weer. Of het zal lukken om uw baby te draaien valt niet eenvoudig te voorspellen. Meestal geldt: hoe meer vruchtwater, des te gemakkelijker is het om te draaien. Dat heeft ook een keerzijde: als uw baby gemakkelijk te draaien is, is de kans ook groot dat het zelf weer terugdraait.
Als de placenta op de voorwand van de baarmoeder ligt, is het moeilijker om de baby te kunnen vasthouden bij het draaien. Ook is draaien moeilijker als u zelf klein en/of zwaarder bent. Bij een eerste zwangerschap zijn de baarmoeder en de buikwand nog stevig en zal het draaien minder kans op succes hebben dan bij een volgende zwangerschap.
Het lukt in 40 tot 60% van de gevallen om de baby te draaien.
Bij een tweelingzwangerschap is het niet mogelijk om een of beide kinderen te draaien en bij een verhoogde bloeddruk of een litteken in de baarmoeder kan de gynaecoloog soms besluiten om de baby niet te draaien.
Voor de moeder zijn er weinig nare gevolgen van het draaien. Wel hebben enkele vrouwen last van de bijwerkingen van het middel om de baarmoeder te ontspannen, maar dit gaat
vanzelf over. De buik kan door het duwen een paar dagen gevoelig en pijnlijk zijn. Dat is vervelend, maar kan geen kwaad. Na het draaien is de hartslag van de baby soms wat langzamer maar bijna altijd wordt deze vanzelf weer normaal.
Een enkele keer (bij minder dan 1%) blijven de harttonen afwijkend. Dan is het nodig de baby via een keizersnede te halen. Als het is gelukt om uw baby te draaien, kunt u de keus maken thuis te bevallen, tenzij u een andere reden hebt voor een ziekenhuisbevalling. Als de baby uit zichzelf weer terug is gedraaid naar een stuitligging, kan men overwegen opnieuw een poging te doen om de baby te draaien. Dit gebeurt meestal na een week. Blijft de baby in stuitligging liggen, dan moet u in het ziekenhuis onder controle blijven voor de zwangerschap en de bevalling.
Of het draaien wel of niet gelukt is: neem direct contact op met de gynaecoloog bij toenemende buikpijn, bij bloedverlies of als u uw baby minder voelt bewegen. Tijdens kantooruren kunt u naar de polikliniek bellen: (0341) 46 35 53. Buiten kantoortijden belt u de klinisch verloskundige: (0341) 46 38 38.
Is uw bloedgroep rhesus-negatief en die van uw baby rhesus-positief? Dan krijgt u na afloop een injectie met anti-D, of het nu gelukt is de baby te draaien of niet (zie de folder ‘Bloedgroep, rhesusfactor en irregulaire antistoffen’).
Er staat ook veel nuttige informatie op https://www.degynaecoloog.nl/onderwerpen/baby-laten-draaien-stuitligging-versie/
De bevalling bij een stuitligging
In Nederland hebben de artsen een aantal afspraken gemaakt over een bevalling in stuitligging. Op grond van die afspraken krijgt u een voorstel over de manier van bevallen:
- door middel van een gewone bevalling via de schede, waarbij eerst de billen of voeten worden geboren;
- door middel van een keizersnede. Een keizersnede wordt van te voren gepland of het wordt tijdens de gewone bevalling besloten.
De vaginale (gewone) bevalling bij een stuitligging
Een stuitbevalling is een gewone bevalling, alleen de baby ligt andersom dan de meeste andere baby’s. Wij registreren net als bij elke bevalling continue de hartslag van uw baby. Er zijn drie verschillende perioden: de ontsluiting, het persen en de periode na de geboorte (zie de folder gewone bevalling).
De ontsluitingsfase: bij een stuitbevalling liggen de billen, benen of voeten beneden en drukken op de baarmoedermond. Omdat dit kleinere delen zijn dan het hoofd, kunnen deze al door de baarmoedermond voordat er volledige ontsluiting is. Dit kan een gevoel van persdrang geven terwijl u dan nog niet actief mee mag persen, omdat de baby er pas doorheen kan als de ontsluiting volledig is: bij tien centimeter.
Het persen verloopt hetzelfde als bij een baby in hoofdligging. Aan het einde, als het lichaam van de baby geboren is tot ongeveer halverwege, vraagt de gynaecoloog u te zuchten en te stoppen met persen. In de volgende wee kan dan het hoofd in een keer geboren worden. Bij de geboorte van het hoofd drukken wij soms op uw buik, boven uw schaambeen, om ervoor te zorgen dat het hoofd vlot door het bekken gaat. Bij een stuitbevalling halen wij bijna altijd het voeteneinde van het verlosbed weg en plaatst u uw benen in beensteunen, net als bij inwendig onderzoek op een gynaecologische stoel. De gynaecoloog kan er zo goed bij om te helpen bij de geboorte.
Het is ook mogelijk om in de All-Fours positie te bevallen. Dat is op handen en knieën, waarbij de baby door de zwaartekracht makkelijker geboren kan worden en er dus minder handgrepen nodig zijn om te helpen.
Bij een baby in onvolkomen stuitligging, met de benen omhoog, worden eerst de billen geboren. Bij een volkomen stuitligging worden eerst een of twee benen geboren.
De kans op complicaties voor de moeder is bij een bevalling in stuitligging niet groter dan bij een bevalling in hoofdligging. Wel is er een verhoogde kans dat de gynaecoloog tijdens de bevalling besluit tot een keizersnede. Er is een iets verhoogde kans dat uw baby een tijdje naar de couveusesuite gaat. Na een vaginale stuitbevalling is na 38 weken zwangerschap bij ongeveer 1 op de 20 baby's een opname op de couveuseafdeling nodig. Na een keizersnede is dat bij 1 op de 200 baby's. Er bestaan verschillende redenen voor zo’n opname. Bij 1% van de baby’s die in stuitligging geboren worden, is de reden een beschadiging die bij de geboorte optreedt. U kunt denken aan een botbreuk of een bloedinkje. Er kan ook behoefte zijn aan een beetje extra zuurstof. Op de lange termijn is er geen verschil in het risico op sterfte. De ontwikkeling van een kind in stuitligging, geboren door middel van een keizersnede of vaginaal is gelijk.
Voorwaarden voor een veilige vaginale stuitbevalling
De gynaecoloog zal met u en uw partner afwegen of een
gewone bevalling veilig is, de volgende dingen zijn daarbij belangrijk:
- bij een vorige bevalling waren er geen ernstige problemen, zoals een lastig uit te voeren vacuüm- of tangverlossing;
- het geschatte gewicht van uw baby is niet te hoog;
- het hoofd van de baby ligt gunstig: voorover gebogen;
- de stuit ligt in het bekken ingedaald;
- de ontsluiting en de uitdrijving vorderen goed tijdens de bevalling.
De keizersnede bij een stuitligging
Zie voor algemene informatie over de keizersnede onze folder ‘De keizersnede’. Een enkele keer is het bij een keizersnede moeilijk een baby in stuitligging uit de baarmoeder te halen en kan een (zenuw)beschadiging optreden. Wanneer de keizersnede te vroeg in de zwangerschap wordt gepland, om zo een spontane bevalling te voorkomen, kan de baby longproblemen krijgen. Een opname op de couveuseafdeling is vervolgens nodig. Hierom wordt de keizersnede vanwege stuitligging in principe niet voor 39 weken zwangerschap uitgevoerd. Het litteken in de baarmoeder is een risico bij een volgende bevalling. Meer hierover staat in de folder ‘De keizersnede’.
Kunt u zelf kiezen?
Doorgaans kunt u na een gesprek met uw gynaecoloog kiezen tussen een keizersnede of een vaginale bevalling. Voorwaarde hierbij is dat de gynaecoloog een gewone bevalling verantwoord vindt. In de volgende situaties hebt u geen keuze:
- het is te laat om een keizersnede te doen: uw baby staat op het punt geboren te worden;
- voor 39 weken bestaat er een te hoog risico op ademhalingsproblemen bij uw baby;
- uw baby is te groot of ligt niet gunstig;
- u heeft de vorige keer een technisch lastige bevalling gehad;
- de ontsluiting of de uitdrijving vordert onvoldoende;
- de harttonen verslechteren.
Het maken van een keuze
Als het voor u als aanstaande ouders mogelijk is te kiezen tussen een vaginale bevalling of een keizersnede, is het belangrijk dat u alle argumenten zo goed mogelijk op een rij zet. In eerste instantie kan gedacht worden dat de keizersnede de veiligste weg is om geboren te worden, maar aan een keizersnede kleven ook nadelen.
Voor- en nadelen
Het is belangrijk om al deze dingen mee te wegen: op het patiëntenplatform van gynaecologen voor vrouwen vindt u eveneens betrouwbare informatie: https://www.degynaecoloog.nl/onderwerpen/hoe-wil-bevallen-kind-stuitligging/
Tot slot
Een baby in stuitligging geeft meestal aanleiding tot veel vragen. Bespreek met uw gynaecoloog, aan de hand van bovenstaande tekst, uw ideeën, eventuele twijfels en zorgen.