l

Direct contact

Telefoonnummers

St Jansdal receptie (alle locaties)

0341 - 463911

Afsprakenbureau 

0341 - 463890

Poli-Apotheek St Jansdal

0341 - 435858

Helpdesk MijnStjansdal (8:30 - 16:30 uur)

0341 - 463700

Vragen over?


Heeft u een klachtKlik dan hier.

Of compliment? Klik dan hier.


Bent u van de PERS en heeft u een vraag? Klik dan hier.

Medische hulp buiten kantoortijden

Spoedpost Harderwijk  

 

085 - 773 73 71

 

 

www.spoedpostharderwijk.nl

Huisartsenpost Lelystad  

 

0900 - 333 6 333

 

 

www.medrie.nl

Bij levensbedreigende spoed:

 

112

VlagB
Folders

SSRI met Finnegan scorelijst

Versienr: 2
Inhoud van dit artikel
    Inhoud van dit artikel

      Informatie voor ouders met betrekking tot SSRI-gebruik in zwangerschap en kraamperiode.

       

      Informatie over risico’s en onttrekkingsverschijnselen bij pasgeborenen bij gebruik van SSRI-medicatie door de moeder tijdens de zwangerschap. 

       

      Achtergrond

      Van uw behandelend arts of psychiater heeft u een SSRI voorgeschreven gekregen. SSRI staat voor selectieve serotonine heropname-remmer. Deze groep medicijnen wordt gebruikt bij de behandeling van o.a. depressies, paniekaanvallen, sociale angststoornissen, diverse soorten fobieën, dwangstoornissen en posttraumatische stress-stoornis.

       

      Gevolgen van SSRI-gebruik

      Wanneer u tijdens de zwangerschap een SSRI gebruikt, komt er via de moederkoek door de navelstreng ook wat van het medicijn in de baby terecht. Dit kan drie belangrijke gevolgen hebben.

       

      Gewenning aan de medicijnen

      Een pasgeborene is gewend geraakt aan de medicijnen. Na de geboorte krijgt de baby plotseling geen medicijnen meer binnen. Dit kan allerlei verschijnselen veroorzaken, die men neonatale onttrekkingsverschijnselen noemt (zie onderstaande lijst). Eén op de drie kinderen krijgt hier last van, met name als de moeder in de tweede helft van de zwangerschap SSRI-medicatie heeft gebruikt. In principe kunnen ze optreden bij gebruik van alle soorten SSRI’s. Bij gebruik van hogere doseringen SSRI’s is de kans op deze onttrekkingsverschijnselen groter. Ook als de baby te vroeg geboren is, is de kans wat groter. De verschijnselen treden meestal binnen één tot twee dagen na de bevalling op en duren maximaal één tot twee weken. Meestal verdwijnen de verschijnselen spontaan en behoeven geen verdere behandeling. De pasgeborene houdt er, voor zover bekend, geen gevolgen aan over.

       

      De verschijnselen die op kunnen treden zijn: 

      • Voedingsproblemen, minder goed drinken

      • Spugen/ frequent mondjes opgeven
      • Hoog huilen en vaker huilen
      • Prikkelbaarheid  / irritatie
      • Trillerig zijn / trillende ledematen
      • Verhoogde spierspanning
      • Slaapproblemen
      • Weinig bewegen en weinig reactief zijn
      • Ondertemperatuur of verhoging
      • Kreunende ademhaling / snelle onregelmatige ademhaling
      • Minder plassen

       

      Ademhalingsproblemen

      De pasgeborene kan last hebben van ademhalingsproblemen. Deze problemen kunnen direct na de geboorte ontstaan en moeten dan ook behandeld worden. Daarom is er ook het advies om in een ziekenhuis te bevallen en uw kindje daar de eerste 12 uur te observeren. De ademhalingsproblemen ontstaan door een verhoging van de bloeddruk in de longen van de pasgeborene. De kans hierop is erg klein, namelijk minder dan 1%.

       

      Aangeboren afwijkingen

      Er kunnen aangeboren afwijkingen ontstaan, met name een opening in het schot tussen de harthelften. Dit gebeurt bij 1 tot 1,5% van alle kinderen bij wie de moeder SSRI-medicatie gebruikt tijdens de zwangerschap. Dit is drie tot vijf keer vaker dan als de moeder geen SSRI gebruikt. Bij deze afwijking is meestal geen behandeling nodig en zo wel, dan slaagt de behandeling doorgaans goed. Overigens wordt 3 tot 5% van alle kinderen in Nederland geboren met een aangeboren afwijking. In hoeverre ook andere aangeboren afwijkingen vaker voorkomen bij gebruik van SSRI’s, is nog niet helemaal duidelijk uit wetenschappelijk onderzoek. Op een 20-weken echo zijn de meeste ernstige aangeboren afwijkingen goed vast te stellen.

       

      De bevalling

      Vanwege de heel kleine kans op ademhalingsproblemen bij de pasgeborene, adviseren we om in het ziekenhuis te bevallen. Dit kan met de verloskundige of met de gynaecoloog. De begeleiding van de bevalling verloopt verder net zo als bij iedere andere zwangere.

       

      Het kraambed

      Na de bevalling hoeft u in principe niet lang in het ziekenhuis te blijven. Om wel zeker te weten dat uw baby goed blijft ademhalen, wordt uw kind minimaal 12 uur in het ziekenhuis geobserveerd. De wat vaker voorkomende onttrekkingsverschijnselen zijn over het algemeen niet ernstig en verdwijnen meestal na enkele dagen. Daarvoor hoeft uw baby meestal niet in het ziekenhuis te blijven. Wel observeert u uw kind thuis, samen met een daarvoor opgeleide kraamverzorgende, op klachten die kunnen duiden op onttrekkingsverschijnselen. Er kan dan zo nodig contact opgenomen worden met de verloskundige of huisarts die u begeleidt. Overigens kunnen er natuurlijk wel andere redenen zijn waarom u in het ziekenhuis moet blijven, die niets met de SSRI-medicatie hebben te maken.

       

      Borstvoeding

      Borstvoeding is meestal mogelijk. Wij raden u aan dit van te voren met uw verloskundige te bespreken. Zij kan dit voor u uitzoeken.

       

      Doorgaan met de medicatie

      Het is verstandig om na de bevalling in elk geval door te gaan met de medicatie zoals u die voor de zwangerschap gebruikte. De behandelende psychiater of huisarts zal dit van tevoren met u bespreken en in het behandelplan opnemen. De bevalling en het kraambed geven al genoeg veranderingen die uw stemming kunnen beïnvloeden of angst kunnen veroorzaken. Het doorgaan met de medicatie in combinatie met algemene leefregels zoals rust en regelmaat, zijn dan ook extra belangrijk in de periode na de bevalling.

       

      Wat kunt u doen?

      Het is belangrijk tevoren al geïnformeerd te zijn over wat u kunt verwachten en wat u kunt doen. Deze folder helpt u daarbij. Dit geldt ook voor andere betrokkenen zoals verzorgenden en behandelaars (uw kraamzorg, verloskundige of huisarts). Wegens de neonatale onttrekkingsverschijnselen die kunnen optreden wordt er gedurende de eerste vier dagen na de bevalling goed op uw kind gelet. Dit gebeurt o.a. aan de hand van een score systeem, de Finneganscore.

      Samen met uw kraamzorg houdt u deze de eerste dagen bij. Wanneer bovengenoemde verschijnselen optreden is het belangrijk te overleggen met de verloskundige. Deze kan u dan adviseren wat te doen en inschatten of verwijzing naar een kinderarts noodzakelijk is.

      De eerste drie dagen 3-4 keer per dag scoren door kraamverzorgende en ouders.

      Bij een score van 8 of hoger overleggen met verloskundige (deze kan evt. overleggen met kinderarts). Bij tweemaal achterelkaar een score tussen 6-7 ook overleggen met verloskundige.

      Bij alarmsymptomen (o.a. koorts, benauwdheid, trekkingen, neusvleugelen) altijd de verloskundige waarschuwen.

       

       

      Meer informatie? Kijk op https://www.stjansdal.nl
      De informatie op deze website is met de grootst mogelijke zorg samengesteld. Desondanks kunnen geen rechten aan de vermelde informatie ontleend worden. Meer informatie https://www.stjansdal.nl/disclaimer
      Geprint op 25-4-2024