Er is bij u een serieuze vorm van blaaskanker vastgesteld. Na het vernemen van de diagnose kanker komt er veel op u af. Naast de emotionele beleving moet u allerlei zaken regelen en beslissingen nemen. Om dit te kunnen doen heeft u goede informatie nodig.
Deze folder is niet bedoeld als vervanging van mondelinge informatie, maar om u inzicht te geven in de behandelingen die er zijn. Het is een aanvulling op de gesprekken met uw behandelend uroloog en de oncologieverpleegkundige.
In deze folder wordt uitleg gegeven over twee blaasvervangende operaties. Een blaasvervangende operatie kan nodig zijn als blaaskanker in de spierlaag van de blaas groeit (spier invasieve blaaskanker) of als blaaskanker terug blijft komen ondanks blaassparende operaties en spoelingen. Er wordt ingegaan op de werking van de urinewegen, de diagnose blaaskanker en de behandeling van spier invasieve blaaskanker.
Blaasvervangende operaties worden niet in ziekenhuis St Jansdal te Harderwijk gedaan.
U zal verwezen worden naar het Antoni van Leeuwenhoek ziekenhuis te Amsterdam.
Mocht u zelf liever naar een ander ziekenhuis worden verwezen, dan is dit mogelijk.
Werking van de urinewegen
De nieren, urineleiders, blaas en plasbuis vormen samen de urinewegen. De urinewegen zijn vanaf de nieren aan de binnenzijde bekleed met slijmvlies. Dit heet ook wel urotheelweefsel. Dit weefsel komt alleen voor in de urinewegen. De blaaswand bestaat verder uit verschillende spierlagen. Aan de buitenkant van de blaas bevinden zich een vetlaag en enkele lymfevaten.
Onder normale omstandigheden werken de urinewegen als volgt:
In de nieren wordt overtollig vocht uitgescheiden. Tegelijkertijd worden schadelijke stoffen uit het lichaam verwijderd. De nieren transporteren de gevormde urine daarna via de urineleiders (ureteren) naar de blaas. In de blaas wordt de urine verzameld. Als de blaas vol is, ontstaat de drang om te plassen. Tijdens het plassen verlaat de urine het lichaam via de plasbuis (urethra).
Kanker
Kanker is een verzamelnaam. Alle verschillende soorten kanker hebben één gemeenschappelijk kenmerk: een ongeremde celdeling van lichaamscellen.
Ons lichaam is opgebouwd uit miljarden bouwstenen: de cellen. Voortdurend maakt ons lichaam nieuwe cellen. Op die manier kan het lichaam groeien, beschadigde en verouderde cellen vervangen. Nieuwe cellen ontstaan door celdeling. Normaal gesproken regelt het lichaam de celdeling goed. Soms slaat de deling op hol, dan ontstaat er een gezwel. Dit wordt ook wel een tumor genoemd.
Tumoren die zich niet kunnen uitzaaien naar andere weefsels noemen we goedaardig.
Soms zitten ze in de weg en veroorzaakt pijn. In dat geval kunnen gezwellen weggehaald worden.
Een tumor die ander weefsel kan binnendringen, wordt een kwaadaardige tumor of kanker genoemd. Kanker kan uitzaaien. Een ander woord voor uitzaaiing is metastase.
Deze soort kanker wordt vernoemd naar de plaats waar de tumor is begonnen.
Blaaskanker
In Nederland wordt jaarlijks ongeveer 6800 keer per jaar voor het eerst de diagnose blaaskanker gesteld. Blaaskanker komt ongeveer drie keer vaker voor bij mannen dan bij vrouwen. Roken is de belangrijkste risicofactor voor blaaskanker.
Bron: IKNL, gegevens van 2023.
Tumoren in de blaas kunnen zowel goed- als kwaadaardig zijn.
Goedaardige tumoren
De kans dat een tumor in de blaas goedaardig blijkt te zijn, is ongeveer 5%.
Andere woorden voor een goedaardige tumor in de blaas zijn: goedaardige poliep of benigne papilloom.
Kwaadaardige tumoren
De resterende 95% zijn kwaadaardige tumoren. Er is dan sprake van blaaskanker.
Bij ruim 90% van de patiënten ontstaat de tumor vanuit het slijmvliesweefsel (urotheelweefsel) van de blaaswand. We noemen dit ook wel urotheelcelcarcioom van de blaas.
In deze folder gaat het alleen over deze vorm van blaaskanker.
Er wordt onderscheid gemaakt tussen twee soorten blaaskanker:
- Niet-spierinvasieve tumor
Als de tumor zich alleen in het slijmvliesweefsel bevindt, wordt gesproken van een niet-spierinvasief groeiende tumor. De tumor groeit niet in de spierlaag.
- Spierinvasieve tumor
Als de tumor niet alleen het slijmvlies, maar ook de spierlaag van de blaaswand heeft aangetast wordt gesproken van een spierinvasieve tumor.
Hierboven ziet u een afbeelding waarop de verschillende stadia van blaaskanker staat afgebeeld.
Naast de grootte en diepte-ingroei is de agressiviteit van het weefsel van belang.
Dit wordt ingedeeld in:
- Graad 1: weinig agressief
- Graad 2: matig agressief
- Graad 3: zeer agressief
Aanvullend onderzoek
Wanneer de tumor is ingegroeid in de spierlaag van de blaaswand, wordt het risico groter dat er kankercellen losraken en zich in het lichaam kunnen verspreiden. Er kunnen bijvoorbeeld kwaadaardige cellen in de lymfeklieren rondom de blaas of elders in het lichaam terechtkomen. Dit worden uitzaaiingen in de lymfeklieren genoemd.
Bij verspreiding via het bloed kunnen uitzaaiingen ontstaan in de organen, zoals de longen en de lever.
Om de juiste behandeling te bepalen is het belangrijk om na te gaan hoe ver de tumor zich heeft uitgebreid en of er uitzaaiingen zijn.
Mogelijke aanvullende onderzoeken:
- Röntgenfoto of CT-scan van de longen
- CT-scan van de buik
- PET CT-scan
Behandelingen
Operatieve verwijdering van de blaas
In deze folder wordt alleen ingegaan op de behandeling van spierinvasieve tumoren van de blaas waarbij sprake is van een blaasverwijdering. Verwijdering van de blaas wordt ook wel cystectomie genoemd. Bij de vrouwen wordt ook de baarmoeder en eventueel de eileiders en een deel van de vaginawand verwijderd. Bij mannen kan de prostaat en de plasbuis verwijderd worden. Rondom de blaas worden de lymfeklieren verwijderd.
Wanneer de blaas verwijderd wordt, zal de urine op een andere manier het lichaam moeten verlaten. Dit kan op verschillende manieren.
De meest voorkomende zijn een urinestoma volgens Bricker of een neoblaas (nieuwe blaas). Welke operatie mogelijk is, hangt af van verschillende factoren zoals de graad en het stadium van de tumor, operaties van de buik in het verleden en/ of bestralingen, andere ziektes of gezondheidsproblemen.
Uw behandelend arts zal met u bespreken welke opties mogelijk zijn.
Urinestoma (urostoma) volgens Bricker
Bij deze operatie wordt een stukje van de dunne darm van ongeveer 15-20 centimeter vrijgemaakt. De urineleiders worden in het vrijgemaakte stukje darm geplaatst. Het uiteinde van het stukje darm wordt via een opening in de buikwand naar buiten geleid en vastgemaakt op de huid. De urine kan nu vanuit de urineleiders en het stukje darm naar buiten worden geleiden.
Het stukje darm (roosje) op de buik noemen we een stoma. Het urinestoma wordt ook wel een incontinent stoma genoemd. Er is geen controle op de urine, het loopt constant door. Rondom het stoma zal een opvangzakje bevestigd moeten worden op de buik om de urine in op te vangen. Het zakje zal regelmatig geleegd moeten worden. 's Nachts kan er een grotere zak aan bevestigd worden, zodat u niet voor het legen van het zakje uit bed hoeft te komen.
Neoblaas (nieuwe blaas)
Een neoblaas wordt ook wel een orthotope blaas genoemd. Orthotoop betekent 'op dezelfde plek'. Bij de neoblaas wordt gebruik gemaakt van een stuk dunne darm van ongeveer 40 centimeter. Van dit stuk darm wordt een reservoir gemaakt dat op de plasbuis wordt aangesloten. De urineleiders worden in het nieuwe reservoir gehecht.
Het reservoir neemt de functie van de blaas over, namelijk het verzamelen van urine.
Een groot voordeel hiervan is dat de urine het lichaam via de 'normale' weg verlaat. Als een gewone blaas vol is, ontstaat er aandrang om te plassen. Een reservoir van darm heeft deze zenuwen niet en daarom ontstaat er geen aandrang als het reservoir vol is. In dit geval is het belangrijk om op gezette tijden de neoblaas te legen, 'op de klok plassen'. Ook 's nachts moet de wekker gezet worden om te plassen. Op termijn is dit ongeveer één keer per nacht.
Vlak na de operatie moet de blaas elke twee tot drie uur geleegd worden. Later wordt het reservoir groter en is in de meeste gevallen elke vier uur plassen voldoende. Belangrijk is dat het reservoir niet te vol wordt (maximaal ongeveer 500ml).
De nieuwe blaas wordt geleegd door persen met de buik. Soms lukt het niet om zo de nieuwe blaas voldoende te legen. Vooral bij vrouwen kan dit voorkomen. In dat geval kan het nodig zijn dat de blaas met behulp van een katheter leeggemaakt wordt. Dit is een slangetje dat via de plasbuis in de blaas wordt gebracht om de blaas te legen.
Een andere complicatie kan zijn ongewild urineverlies (incontinentie). De meeste mensen hebben hier in meer of mindere mate last van. Door de bekkenbodemspieren te trainen kan dit na verloop van tijd steeds minder worden. Een bekkenbodemfysiotherapeut kan hierbij begeleiden.
Radiotherapie
Radiotherapie is een ander woord voor bestraling. Bestraling is een plaatselijke behandeling met als doel de kankercellen te vernietigen, terwijl de gezonde cellen zoveel mogelijk gespaard blijven. De straling remt cellen in hun groei en kan cellen doden, waarna deze dode celllen door het lichaam worden opgeruimd.
Kankercellen verdragen straling slechter dan gezonde cellen en sterven hierdoor sneller af. Gezonde cellen herstellen zich over het algemeen wel.
Voor radiotherapie kan u verwezen worden naar een radiotherapeutisch centrum waarmee we een samenwerkingsverband hebben: Isala Klinieken Zwolle of het AMC locatie Flevoziekenhuis in Almere. Indien gewenst kunt u zelf aangeven waar u bestraald wilt worden.
Chemotherapie
Afhankelijk van de situatie kan geadviseerd worden om vooraf aan een blaasverwijdering of radiotherapie, chemotherapie te geven. Dit kan een betere kans op genezing geven.
Bij chemotherapie worden medicijnen (tablet en/of infuus) toegediend die kankercellen doden of de celdeling van kankercellen remmen. De medicijnen verspreiden zich via het bloed in het lichaam. Als chemotherapie voor u van toepassing is wordt u verwezen naar de oncoloog.
Chemoradiatie
Dit is een behandeling waarbij radiotherapie gecombineerd wordt met chemotherapie.
Door de chemotherapie werkt de bestraling ook beter. De chemotherapie die hierbij gegeven wordt is minder sterk omdat u ook bestraling krijgt.
Chemotherapie kan in het ziekenhuis St Jansdal plaatsvinden. Voor radiotherapie wordt u verwezen naar een radiotherapeutisch centrum. Beide behandelingen zullen in dezelfde periode plaatsvinden.
Tot slot
Heeft u na het lezen van deze folder nog vragen? Neem dan contact op met een coördinerend oncologieverpleegkundige van de poli urologie. Zij zijn bereikbaar op maandag tot en met vrijdag van 8.30 - 16.30 uur op telefoonnummer 0341-463966.