Klik op de afbeelding om deze folder te bekijken met beeld en geluid (Indiveo).
Inleiding
Antistollingsmedicijnen
Uw arts heeft u antistollingsmedicijnen voorgeschreven. Dit zijn medicijnen die trombose voorkomen en behandelen. Ze worden ook wel bloedverdunners genoemd. Deze naam klopt eigenlijk niet. Het bloed wordt niet dunner, maar stolt minder snel. Daardoor verkleinen antistollingsmedicijnen de kans op het krijgen van bloedstolsels. In deze folder leest u meer informatie over antistollingsmedicijnen.
Wanneer krijgt u deze medicijnen?
De arts geeft u deze medicijnen als u 1 van de volgende dingen heeft:
- Een hartritmestoornis, zoals boezemfibrilleren (ook atriumfibrilleren genoemd).
- Een trombosebeen of een longembolie.
- Slechte doorbloeding in de benen, bijvoorbeeld etalagebenen.
- Aderverkalking: de slagaders zijn dan te smal, en het bloed stroomt minder goed.
- Een hartinfarct of herseninfarct heeft gehad.
- Een kunsthartklep of een biologische hartklep heeft gekregen.
Wat zijn antistollingsmedicijnen?
Antistollingsmedicijnen
Tekst video:
Als we een wondje hebben, zorgt het lichaam er zelf voor dat het dichtgaat. Dit proces noemen we bloedstolling. In ons bloed zitten stoffen die ervoor zorgen dat ons bloed stolt bij een wondje. De bloedplaatjes in ons bloed plakken aan elkaar en er ontstaat een bloedstolsel. Dit stolsel wordt een korstje en zorgt ervoor dat het bloeden stopt. Als het bloeden is gestopt, breekt het lichaam het stolsel langzaam af. Soms ontstaan er in het lichaam bloedstolsels, zonder dat dat nodig is om een wondje te dichten. Dit noemen we ook wel bloedpropjes. Dat is gevaarlijk. Want deze bloedpropjes kunnen loskomen en via het bloed worden meegevoerd. Daardoor kan er bijvoorbeeld een beroerte in de hersenen of een longembolie ontstaan. Om dit tegen te gaan, krijgt u antistollingsmedicijnen. Dit worden ook wel bloedverdunners genoemd. Bloedverdunners kunnen als tablet of als injectie gegeven worden. Zo heeft u minder kans op het krijgen van een beroerte of longembolie.
Wat is een beroerte of longembolie?
Soms laat een bloedpropje los in het lichaam. Dit kan gevaarlijk zijn. U kunt dan een beroerte of een longembolie krijgen.
-
Beroerte:
Bij een beroerte raakt een bloedvat in de hersenen verstopt. Het bloed komt dan niet meer bij een deel van de hersenen. Dat deel krijgt geen zuurstof en stopt met werken. U kunt dan bijvoorbeeld:- moeilijk praten;
- slecht zien;
- een arm of been niet goed bewegen.
-
Longembolie:
Bij een longembolie zit er een bloedpropje in een bloedvat in de long. Het bloed kan daar niet goed doorstromen. Een deel van de long krijgt geen bloed en werkt minder goed. U kunt dan bijvoorbeeld:- moeilijk ademhalen
-
pijn voelen bij het ademhalen
Soorten antistollingsmedicijnen
Er zijn 4 soorten antistollingsmedicijnen. Uw arts bepaalt welk medicijn u krijgt.
Bloedplaatjesremmers
Bloedplaatjes zijn kleine cellen in het bloed. Ze helpen om een wondje te stoppen door aan elkaar te plakken. Bloedplaatjesremmers zorgen ervoor dat deze cellen minder makkelijk aan elkaar plakken. Zo krijgt u minder snel een bloedpropje. Deze medicijnen worden ook wel trombocytenaggregatieremmers genoemd.
Bloedplaatjesremmers zijn er als pil of poeder. De arts geeft dit medicijn bijvoorbeeld na een hartinfarct, een beroerte of bij etalagebenen (als de slagaders in uw been smal zijn en er daardoor een slechte doorbloeding is).
Meer informatie over bloedplaatjesremmers vindt u hier.
Vitamine K-remmers (VKA’s)
Vitamine K-remmers zorgen dat er minder snel bloedpropjes komen. Ze ruimen een bloedprop niet op, dat doet uw lichaam zelf. Dat kan soms wel maanden duren.
Deze medicijnen heten ook wel cumarines. Ze werken door de werking van vitamine K te remmen. De trombosedienst helpt u met het gebruik en vertelt hoeveel pillen u moet nemen.
De arts geeft dit medicijn bijvoorbeeld bij:
- Hartritmestoornis (zoals boezemfibrilleren).
- Trombosebeen of longembolie.
- Na een kunst- of biologische hartklep.
Meer informatie over Vitamine K-remmers vindt u hier.
DOAC’s
DOAC’s voorkomen dat er nieuwe bloedpropjes komen of dat bestaande groter worden. Ze ruimen het bloedpropje niet op, dat doet uw lichaam zelf.
DOAC’s worden ook wel Nieuwe Orale Anticoagulantia (NOAC) genoemd. U neemt elke dag hetzelfde aantal pillen.
De arts geeft DOAC’s bijvoorbeeld bij:
- Voorkomen van beroerte bij boezemfibrilleren.
- Behandeling van trombosebeen of longembolie.
- Voorkomen van trombose bij knie- of heupoperaties.
Meer informatie over DOAC's vindt u hier.
Injecties (LMWH’s)
Soms krijgt u het medicijn via een injectie. In dit medicijn zit Laag Moleculairgewicht Heparine (LMWH). U kunt uzelf deze injectie in uw buik geven. Iemand anders kan u ook helpen. Deze injecties gebruikt u meestal kort.
De arts geeft LMWH bijvoorbeeld bij:
- Voorkomen van trombose na een heup- of knieoperatie.
- Als u lang in bed moet blijven liggen en weinig beweegt.
- Als u zwanger bent en trombose heeft of een grote kans daarop.
- Soms als u begint met vitamine K-remmers.
- Soms als u tijdelijk moet stoppen met andere antistollingsmedicijnen voor een operatie.
Meer informatie over LMWH's vindt u hier.
Leefregels
Het is belangrijk dat u de medicijnen altijd gebruikt zoals u is verteld.
Als u een medische behandeling krijgt
Vertel het altijd aan de arts of tandarts als u antistollingsmedicijnen gebruikt. Gebruikt u vitamine K-remmers? Meld het dan ook bij de trombosedienst. Soms moet u tijdelijk stoppen met de medicijnen om een bloeding te voorkomen.
Als u andere medicijnen gebruikt
Sommige medicijnen kunnen de werking van antistollingsmiddelen sterker of juist zwakker maken. Vertel altijd aan de apotheek of trombosedienst welke medicijnen u gebruikt. Ook medicijnen van de drogist zijn belangrijk om te melden.
Voorbeeld: Sint-janskruid (een kruidenmiddel) kan gevaarlijk zijn samen met antistollingsmiddelen. Gebruik dit niet zonder overleg.
Pijnstillers
Gebruik géén ibuprofen of diclofenac. Die vergroten de kans op een bloeding. Paracetamol is wel veilig om te gebruiken. Vertel het ook als u stopt met een medicijn.
Opname in het ziekenhuis of verpleeghuis
Gaat u naar huis of naar een verpleeghuis? Vraag dan goed na of er iets is veranderd aan uw medicijnen. Vertel uw arts of verpleegkundige dat u antistollingsmedicijnen gebruikt.
Sporten
Bewegen is goed voor u. Het helpt om trombose te voorkomen. Maar sommige sporten zijn gevaarlijk als u antistollingsmedicijnen gebruikt.
Let op:
- Doe voorzichtig met sporten waar u zich kunt stoten of vallen, zoals voetbal, rugby, boksen, judo of krachttraining.
- Wandelen, fietsen en zwemmen zijn veilig.
- Snorkelen mag gewoon.
- Diepzeeduiken? Laat u eerst onderzoeken door een speciale arts (duikerarts). Die vertelt of het veilig is.
-
Bergbeklimmen:
- Gebruikt u een DOAC? Dan hoeft u zich geen zorgen te maken over de hoogte.
- Gebruikt u een vitamine K-remmer en gaat u hoger dan 3000 meter? Dan moet uw bloed extra worden gecontroleerd. Overleg met uw arts.
Alcohol
Te veel alcohol kan gevaarlijk zijn met deze medicijnen. Alcohol maakt het bloed niet dun, maar verhoogt de kans op een bloeding. Drink daarom niet meer dan 1 glas alcohol per dag.
Vakantie
Neem genoeg medicijnen mee voor de hele reis. Vraag een actuele medicijnlijst aan bij uw apotheek of trombosedienst. Als u hulp nodig heeft op vakantie, laat dan zien dat u antistollingsmedicijnen gebruikt en geef de lijst aan de arts.
Risico's en bijwerkingen
Risico's en bijwerkingen
Deze medicijnen zorgen ervoor dat uw bloed minder snel stolt. Dat is goed, want zo krijgt u minder snel trombose. Maar hierdoor kunt u ook sneller bloeden. Dat is een bijwerking van het medicijn.
Mogelijke bijwerkingen:
- Een wondje bloedt langer dan normaal.
- U krijgt sneller blauwe plekken, en ze blijven langer zichtbaar.
- U kunt bloeden in uw oogwit, een bloedneus krijgen of bloed verliezen via uw darmen.
Wanneer moet u direct contact opnemen met een arts of trombosedienst?
Bel uw arts of de trombosedienst als u 1 van de volgende klachten heeft:
- Uw plas (urine) is rood.
- Uw poep (ontlasting) is zwart.
- U kunt een arm niet meer bewegen of u kunt niet goed praten.
- U heeft opeens erge pijn, bijvoorbeeld in uw buik.
- U heeft een grote blauwe plek (groter dan een bierviltje) of ineens meer dan 5 blauwe plekken.
- U heeft een bloedneus of andere bloeding die langer dan 30 minuten duurt.
- U hoest bloed op of u moet bloed overgeven.
Veelgestelde vragen
Wat moet ik doen als ik mijn medicijnen ben vergeten?
Bent u vergeten uw medicijnen in te nemen? Neem dan contact op met de trombosedienst of apotheek. Zij vertellen wat u het beste kunt doen.
Mag ik pijnstillers gebruiken als ik bloedverdunners gebruik?
Wees voorzichtig met pijnstillers zoals ibuprofen, naproxen, diclofenac of aspirine. Deze medicijnen vergroten de kans op een bloeding in uw maag of darmen. Gebruik ze alleen als de arts of apotheek dat goed vindt. Paracetamol is de veiligste keuze als u pijn heeft.
Wat is een antistollingspas?
De antistollingspas is een klein pasje, net zo groot als een bankpas. Op het pasje staat dat u antistollingsmedicijnen gebruikt. Neem deze pas altijd mee. Zo weet een arts of hulpverlener meteen dat u bloedverdunners gebruikt. Dit is belangrijk in noodgevallen. U kunt de pas aanvragen via de website van de Trombosestichting.
Wat moet ik doen als ik naar de tandarts of mondhygiënist ga?
Vertel de tandarts of mondhygiënist van tevoren dat u antistollingsmedicijnen gebruikt.
Meer informatie
Meer weten?
- Op de website van de Trombosestichting vindt u meer informatie over de verschillende behandelingen.
- Op apotheek.nl kunt u informatie vinden over de specifieke medicijnen die u voorgeschreven krijgt
Wilt u de informatie ook bekijken in een animatiefilmpje? Klik dan hier.