U ontving deze informatie toen u een afspraak maakte voor het pré-operatief onderzoek door de anesthesist. Dit pré-operatief onderzoek vindt plaats voordat de operatie onder algehele anesthesie (narcose) en/of regionale anesthesie (plaatselijke verdoving) wordt uitgevoerd. De anesthesist (vroeger ‘narcotiseur’) zal een aantal zaken met u door nemen. Deze brochure helpt u om u voor te bereiden op het gesprek. Een deel van uw vragen zal alvast beantwoord kunnen worden.
Wat doet een anesthesist?
De anesthesist is een arts-specialist die de operatieafdeling als zijn belangrijkste werkterrein heeft. Wat zijn zoal zijn werkzaamheden:
- Tijdens uw afspraak met hem bereidt hij u nader voor op de operatie;
- Hij zorgt voor de toediening van de narcose en/of de regionale anesthesie;
- Tijdens de operatie is hij verantwoordelijk voor uw veiligheid en voor het creëren van optimale omstandigheden voor de specialist die de operatie uitvoert;
- Na de operatie is hij medeverantwoordelijk voor u tot het moment dat de door hem toegediende medicijnen zijn uitgewerkt;
- Naast zijn werkzaamheden op de operatieafdeling is hij ook betrokken bij de behandeling van patiënten op de afdeling Intensieve Zorg;
- Ook heeft hij een taak in het behandelen van patiënten met meer langdurige pijn.
De afspraak met de anesthesist
Tijdens uw afspraak met de anesthesist stelt hij zich op de hoogte van uw medische voorgeschiedenis. Dit doet hij aan de hand van de van u beschikbare medische gegevens zoals: bloeduitslagen, longfoto, het elektrocardiogram (ECG) of ‘hartfilmpje’. Indien u medicijnen gebruikt adviseren wij u deze mee te nemen ten behoeve van deze afspraak. Ook brieven van andere specialisten zoals de internist of de cardioloog worden door hem nader bestudeerd. Eventueel verricht hij nog een kort lichamelijk onderzoek.
Het gesprek met de anesthesist is een belangrijk onderdeel van uw afspraak met hem. In dit gesprek probeert hij in overleg met u in te schatten welke anesthesie voor u het meest geschikt zal zijn. Al deze gegevens legt hij vast in een eigen medisch dossier dat op de operatieafdeling aanwezig is op het moment dat u geopereerd wordt.
Naast de anesthesist heeft u bij uw afspraak op de poli anesthesie tevens een gesprek met een intakeverpleegkundige. Zij brengt een aantal verpleegkundigtechnische zaken over u en uw behandeling in kaart.
Welke patiënten bezoeken de anesthesist?
Binnen ziekenhuis St Jansdal is afgesproken dat alle te opereren patiënten voor de operatie een afspraak hebben met de anesthesist binnen de polikliniek anesthesie. Hierop bestaan twee uitzonderingen:
- Indien u de polikliniek anesthesie niet heeft kunnen bezoeken bijvoorbeeld in geval u met spoed wordt / bent geopereerd, dan bezoekt de anesthesist u indien mogelijk vooraf op de verpleegafdeling waar u bent opgenomen.
- Indien u binnen het laatste half jaar reeds eerder bent geopereerd binnen ziekenhuis St Jansdal, dan is van u al een actueel dossier aanwezig. Er wordt dan ook in principe geen afspraak voor u gemaakt met de anesthesist. Indien echter uw lichamelijke conditie onlangs sterk is gewijzigd, bijvoorbeeld als u een hartinfarct heeft doorgemaakt of als u zelf prijs stelt op een gesprek met de anesthesist, dan kunt u telefonisch hiertoe een afspraak maken.
De anesthesist die u voor de operatie heeft gesproken, is niet altijd degene die op de operatieafdeling zorg voor u zal dragen. Wij kunnen u echter verzekeren dat uw gegevens bekend zijn bij de anesthesist die de algehele en/of regionale anesthesie aan u toedient.
Algehele en/of regionale anesthesie
Narcose en/of plaatselijke verdoving
Bij de vraag of u algeheel of plaatselijk verdoofd wordt, probeert de anesthesist zoveel mogelijk met uw wensen rekening te houden. Hij vindt het belangrijk dat u betrokken wordt bij deze beslissing. Wanneer hij echter meent dat voor uw veiligheid een bepaalde techniek belangrijk is, zal hij hiervoor moeten kiezen.
Het is vaak moeilijk voor patiënten een weloverwogen keuze te maken. Zij zijn niet altijd op de hoogte van de verschillende mogelijkheden met al hun voor- en nadelen.
De anesthesist probeert u die anesthesie vorm aan te raden, die hij voor zichzelf zou kiezen indien hij in uw positie zou verkeren. Tijdens uw gesprek met de anesthesist wordt de vorm van de anesthesie besproken. Voor sommige operaties is er geen keuze mogelijk, voor andere zijn er diverse mogelijkheden. Uw anesthesist zal u over deze mogelijkheden informeren en samen met u tot een besluit komen.
In grote lijnen kunnen er drie vormen van anesthesie onderscheiden worden:
-
Lokale verdoving
-
Regionale anesthesie (plaatselijke verdoving)
-
Algehele anesthesie (narcose)
1. Lokale verdoving
De lokale verdoving is de meest eenvoudige vorm van verdoven en wordt toegepast bij kleine, vaak oppervlakkige operaties. Deze lokale verdoving wordt meestal door de behandelend specialist zelf gegeven doorgaans in de vorm van een lokale injectie dichtbij de zenuwen van de te behandelen plek waardoor deze gevoelloos wordt.
Het komt ook voor dat de lokale verdoving in de aanwezigheid van de anesthesist wordt toegediend om niets aan het toeval over te laten en direct adequate maatregelen te kunnen nemen, indien de verdoving niet voldoende blijkt te werken. Voor de duidelijkheid: bij een lokale verdoving bent en blijft u geheel bij kennis.
2. Regionale anesthesie (plaatselijke verdoving)
Bij de regionale anesthesie wordt niet slechts de lokale plek verdoofd maar wordt een uitgebreide regio bijvoorbeeld een arm of been of de gehele onderste lichaamshelft tijdelijk ongevoelig voor pijn en meer of minder onbeweeglijk gemaakt. Dit gebeurt te allen tijde door de anesthesist zelf. Binnen de regionale anesthesie kan onderscheid gemaakt worden tussen een tweetal vormen:
- Ruggenprik
- Verdoving van de arm
Ruggenprik
De ruggenprik is een anesthesiemethode met meerdere voordelen. Toch is het zo dat veel patiënten aanvankelijk er heel huiverig voor zijn. Heeft men het eenmaal meegemaakt, dan is een veel gehoorde reactie: ‘Is dit nou alles?’.
Voordelen ruggenprik
Wat zijn de voordelen van een ruggenprik?
- Goede pijnstilling na de operatie
- De mogelijkheid wakker te blijven tijdens de operatie
- Een waarschijnlijk sneller herstel met minder complicaties na een (grotere) operatie.
Nadelen ruggenprik
Aan een ruggenprik zijn echter ook een aantal nadelen verbonden
- Bij minder dan een op de honderd patiënten kan een vervelende hoofdpijn optreden die overigens wel goed te behandelen is.
- Soms moeite met plassen op de dag van de operatie.
- Het tijdelijk niet kunnen bewegen van de benen.
Uitvoeren ruggenprik
Hoe wordt de ruggenprik uitgevoerd? Nadat bij u een naaldje met eventueel daarop aangesloten een infuus is ingebracht in de hand of onderarm, laat men u meestal rechtop zitten. De anesthesist ontsmet hierna met een vloeistof, meestal een jodiumoplossing, uw rug. Dit kan koud aanvoelen. U krijgt dan een klein, branderig aanvoelend prikje midden in de rug om de huid lokaal te verdoven. Op deze plek wordt nu een andere naald ingebracht waarbij de anesthesist even steviger op uw rug zal drukken. Pijnlijk is dit echter niet. Door deze naald wordt de verdovingsvloeistof ingespoten.
Eventueel kan de anesthesist een zeer dun slangetje in de rug achterlaten waar doorheen hij nog extra verdoving kan bijspuiten. Hierdoor kan met name ook na de operatie een goede pijnstilling verkregen worden. Dit slangetje is zo dun dat u er nauwelijks iets van merkt; u kunt er gewoon op liggen. Het geven van de ruggenprik duurt gemiddeld twee tot vier minuten, waarna u weer mag gaan liggen.
Al na enkele minuten merkt u dat de verdoving begint te werken en dat uw benen warm worden. Deze verdoving bereikt meestal na tien minuten haar optimale werking en houdt ongeveer drie tot vier uur aan afhankelijk van welke en hoeveel verdovingsvloeistof is ingespoten. Het kan zijn dat u tijdens de operatie voelt dat de behandelend specialist met u ‘bezig is’. Het doet echter geen pijn.
In uitzonderlijke gevallen komt het voor dat de verdoving onvoldoende werkt en er overgegaan wordt op de algehele anesthesie.
Meestal reikt de verdoving uiteindelijk ongeveer tot aan de navel. Soms komt de verdoving echter hoger, zonder dat dit de bedoeling is. Hierdoor kunnen hoesten en diep zuchten gedurende korte tijd bemoeilijkt zijn.
Er zijn patiënten die erg opzien tegen het in de operatiekamer wakker zijn en alles kunnen zien en horen. Indien u dat wenst kan de anesthesist via het naaldje in uw arm een medicijn inspuiten waardoor u wat suf wordt en van de operatie niets hoeft mee te maken. Via deze methode blijven de voordelen van de ruggenprik bestaan en krijgt u toch geen narcose toegediend waardoor u na de ingreep direct wakker bent.
Als het de eerste vier uur na de ruggenprik niet lukt om te plassen, dan wordt u eenmalig gekatheteriseerd. De blaas wordt dan geleegd om incontinentie te voorkomen. Bij patiënten waarbij een slangetje in de rug is ingebracht voor de ruggenmergsverdoving, houdt de verdoving dagenlang aan. Dan wordt uit voorzorg vóór de operatie een blaaskatheter ingebracht.
Er zijn patiënten die het een geruststelling vinden te weten dat op elk moment van de operatie dit medicijn kan worden ingespoten en dat zij het dus eerst zonder kunnen proberen. Ook is het mogelijk dat u tijdens de operatie een koptelefoontje opkrijgt met muziek, zodat u geen omgevingsgeluiden hoort.
Verdoving van de arm
Wanneer u aan uw arm of hand geopereerd moet worden, is het mogelijk alleen die arm of hand te verdoven De verdoving kan worden toegediend met een injectie in de oksel en/of in de hals en kan tintelingen door de arm naar de vingers veroorzaken. De arm is meestal binnen tien minuten verdoofd. Binnen 10 tot 12 uur komt het gevoel in de arm langzaam weer terug. Ook is het mogelijk de arm te verdoven door een soort bloeddrukband om uw bovenarm op te pompen waarna via een naaldje ingebracht in uw arm een verdovingsvloeistof wordt ingespoten. Deze verdoving wordt in het algemeen toegepast bij ingrepen die niet langer duren dan één uur. Als de operatie beëindigd is, laat de anesthesist de band om uw bovenarm weer leeglopen en daarna komt het gevoel in de arm direct weer terug. Ook bij deze verdoving van de arm kan het zijn dat u voelt dat de behandelend specialist ‘bezig is’ met u, het doet alleen geen pijn.
De anesthesist kan u in beide gevallen eventueel iets geven om u wat suf te maken.
3. Algehele anesthesie (narcose)
Een algehele anesthesie, ofwel narcose, houdt in dat u in een diepe slaap wordt gebracht, waardoor u niets merkt van de operatie. In de meeste gevallen worden patiënten in slaap gebracht door één of meerdere medicijnen in te spuiten. Dit gebeurt via een ingebracht naaldje in de hand of arm met eventueel daarop aangesloten een infuus. Meestal slaapt de patiënt dan al voordat hij of zij tot tien kan tellen. Kleine kinderen kunnen ook in slaap gemaakt worden met behulp van een kapje en ballon.
Als u eenmaal slaapt, dan wordt u buiten bewustzijn gehouden door continue toediening van slaapmiddelen. Deze toediening wordt aan het einde van de operatie gestaakt. Kort daarna wordt u dan wakker.
Voordelen van narcose
Voor kleine operaties is narcose relatief veilig en eenvoudig. Van de operatie merkt u niets en de bijwerkingen van de huidige narcosemiddelen vallen bij een kleine operatie erg mee. De meeste patiënten vallen plezierig in slaap en worden prettig wakker.
Patiënten die de ingreep bewust willen meemaken, zoals bij een keizersnede of een kijkoperatie in de knie waarbij men op een TV-scherm de operatie kan volgen en uitleg wordt gegeven wat er aan de hand is, moeten in ieder geval niet voor narcose kiezen.
Nadelen van narcose
Narcose kan bij sommige patiënten misselijkheid veroorzaken. In het algemeen hebben patiënten die narcose hebben gekregen, na de operatie meer pijn dan bij een plaatselijke verdoving. Vooral bij een grotere operatie kan dit nogal wat verschil maken. Een goede pijnstilling na de operatie is niet alleen prettig voor u, maar kan ook een vlot herstel bespoedigen en sommige complicaties vermijden. Dit is dan ook vaak de reden dat de anesthesist u adviseert bij een grotere operatie te kiezen voor een combinatie van zowel narcose als een plaatselijke verdoving veelal in de vorm van een ruggenprik.
De narcose die u dan nog krijgt is veel minder ‘diep’ met alle voordelen van dien voor u.
Voor veel patiënten is het een beangstigend idee dat zij buiten bewustzijn gebracht worden en dat anderen dan op hen ‘letten’. De angst na de operatie niet meer wakker te worden, heeft bijna iedereen in meer of mindere mate. Die angst zullen we waarschijnlijk nimmer volledig bij u weg kunnen nemen. U kunt er echter verzekerd van zijn dat u voortdurend door goed opgeleide mensen wordt bewaakt, die dit doen met behulp van moderne bewakingsapparatuur. De kans op dergelijke complicaties is hierdoor bijna te verwaarlozen.
Het verloop van de operatiedag
Afhankelijk van meerdere factoren wordt u één of meerdere dagen voor de operatie reeds opgenomen in het ziekenhuis. Eventueel wordt u pas opgenomen op de dag dat u ook wordt geopereerd.
Als u ’s ochtends voor 12.00 uur opgenomen wordt, mag u vanaf middernacht (24.00 uur) niet meer eten.
Als u na 12.00 uur opgenomen wordt, mag u vóór 07.00 uur normaal ontbijten en daarna niets meer eten. U mag tot een uur vóór de geplande opnametijd water, thee en ranja drinken. De anesthesist kan echter altijd besluiten om af te wijken van deze richtlijn.
Voor patiënten die al opgenomen zijn op een verpleegafdeling gelden respectievelijk zes uur voor operatie een ontbijt en twee uur voor operatie nog helder drinken, tenzij anders afgesproken.
Ook indien met u is afgesproken dat u plaatselijke verdoving krijgt, worden door ons deze regels gehanteerd voor het geval dat narcose toch onverhoopt nodig zou zijn.
Wij adviseren u om zo mogelijk al drie weken voor de operatie te stoppen met roken.
Na de operatie gaat u altijd eerst naar de uitslaapkamer.
Om uw veiligheid te waarborgen wordt u tijdens het transport van de operatiekamer naar de uitslaapkamer vastgelegd. Mede afhankelijk van de duur van de operatie blijft u daar tot alle controles goed zijn. Pas daarna mag u terug naar uw eigen afdeling. Indien u nog extra bewaking nodig heeft, kan het zijn dat u tijdelijk eerst naar de afdeling intensieve zorg gaat.
Als de pijnstillende werking van de narcose geleidelijk minder wordt, probeert u zich dan zo goed mogelijk te ontspannen. Als dit niet meer helpt, moet u zich niet onnodig flink houden; vraag dan iets tegen de pijn aan de verpleegkundige. Hij / zij heeft precies opgekregen wat u mag worden gegeven. Hetzelfde geldt voor eventueel opkomende misselijkheid; ook daartegen bestaan tegenwoordig goede middelen. In het algemeen adviseren we u om na het ontwaken af en toe eens flink in en uit te ademen. Dit is goed voor uw longen.
Anesthesie in dagopname
Steeds vaker komt het voor dat patiënten voor kleine ingrepen in ‘dagopname’ behandeld worden. Dit betekent dat u in de ochtend wordt opgenomen, in de loop van deze ochtend wordt geopereerd en in de middag weer naar huis gaat. Ook nu gelden de regels ten aanzien van het nuchter zijn; na 24.00 uur mag u niets meer eten. Drinken mag u tot één uur voor opname. De anesthesist kan echter altijd besluiten om af te wijken van deze richtlijn. Deze richtlijn geldt niet voor mensen met diabetes mellitus of een maagontledigings stoornis.
Zij krijgen aangepaste adviezen van de anesthesist.
Hoewel de meeste patiënten zich aardig goed voelen als ze naar huis gaan, mag u niet zelfstandig naar huis. Ook niet alleen met het openbaar vervoer/taxi naar huis.Uw reactiesnelheid en geheugen kunnen beïnvloed zijn.
Indien u thuis bent en u voelt zich onwel of u heeft veel pijn, dan dient u in eerste instantie met de huisarts contact op te nemen. Indien hij dat nodig vindt, kan hij contact opnemen met de specialist in het ziekenhuis
Als uw kind geopereerd wordt
Voorbereiding
Er zijn verschillende mogelijkheden om uzelf en uw kind goed voor te bereiden op de operatie.
-
Voorlichtingsfilm
U en uw kind kijken naar een film op de website van het St Jansdal: www.stjansdalkids.nl of op onze YouTube pagina www.youtube.com/stjansdal -
Voorlichtingsmiddag
Op de kinderafdeling vindt drie keer per week een voorlichtingsbijeenkomst plaats om kinderen goed voor te bereiden op de opname en de operatie. De bijeenkomsten zijn op dinsdag-, woensdag- en vrijdagmiddag. U kunt bellen met de pedagogisch medewerker voor meer informatie, telefoon (0341) 463632. -
Nagellak en sieraden
We verzoeken u met klem erop toe te zien dat uw kind tijdens de operatie geen nagellak op heeft en geen sieraden draagt. De kleur van de nagels geeft informatie over een goede doorbloeding. Sieraden kunnen zoek raken. -
Nuchter zijn
Ook voor uw kind gelden de eerder beschreven regels ten aanzien van het nuchter zijn. We adviseren u als ouder of verzorger om wel te eten. Dit is belangrijk in verband met het voorkomen van eventueel flauwvallen. De ervaring leert namelijk dat de ouder of verzorger soms niet ontbijt door nervositeit of het solidair willen zijn met het kind dat nuchter moet blijven.
Bij een operatie van een kind, is er voor de ouder / begeleider de mogelijkheid aanwezig te zijn bij het onder narcose brengen. Dit is ook mogelijk tijdens het ontwaken in de uitslaapkamer. De volgende informatie en instructie zijn dan voor u belangrijk:
- Eén ouder of begeleider mag aanwezig zijn bij het onder narcose brengen en/of ontwaken van het kind. Onder bepaalde omstandigheden kan de anesthesist hiervan afwijken. Een bovengrens wordt niet gehanteerd.
-
Als u hierbij aanwezig wenst te zijn, doe dit dan alleen als u verwacht dat het een positieve uitwerking heeft op uw kind. Probeer zelf zo rustig mogelijk te zijn.
Richt uw aandacht op het kind; uw rust maakt het kind rustig. Bent u zelf erg gespannen, dan is het wellicht beter om niet met uw kind mee te gaan. Wij nemen u dit volstrekt niet kwalijk. - Tijdens het onder narcose brengen en ontwaken van uw kind gelden de volgende instructies:
- als u zich niet lekker voelt, dient u direct de ruimte te verlaten;
- de anesthesist of uitslaapkamerverpleegkundige heeft het recht u zonder opgave van reden weg te zenden. U gaat dan niet in discussie. Na afloop wordt desgewenst uitleg gegeven.
- Weest erop bedacht dat uw kind tijdens het onder narcose brengen wat vreemd gedrag kan vertonen, zoals bijvoorbeeld het draaien met de ogen of het maken van vreemde bewegingen. Dit hangt samen met de narcosemiddelen die uw kind krijgt toegediend. Uw kind weet echter van dit gedrag niets af. In de ruimte waar uw kind onder narcose wordt gebracht, is er altijd iemand bij u; u wordt niet alleen gelaten.
- Uitgangspunt bij het aanwezig zijn bij het ontwaken van uw kind binnen de uitslaapkamer is: het kan, tenzij...
Dit ‘tenzij’ is onder andere afhankelijk van:- de zorg die aan zowel kind, ouder / begeleider alsmede de overige patiënten kan worden verleend; veiligheid staat te allen tijde voorop;
- het voldoende kunnen waarborgen van de privacy van andere patiënten.
- Wordt uw kind geholpen in dagbehandeling, dan raden wij u aan om uw kind samen met een andere volwassene in de auto te vervoeren. Het besturen van een auto en tegelijkertijd zorg besteden aan uw kind, als het bijvoorbeeld misselijk wordt, brengt de verkeersveiligheid in gevaar
Zowel binnen de polikliniek anesthesie als de kinderafdeling en het dagcentrum liggen boeken ter inzage waarin met behulp van foto’s het gebeuren tijdens en rondom de narcose van uw kind wordt beschreven.
Als u nog vragen heeft
Als u ook naar aanleiding van deze brochure nog vragen heeft, stelt u deze dan gerust aan de anesthesist tijdens uw gesprek met hem. Wij adviseren u als geheugensteuntje voor uzelf eventuele vragen vooraf vast hieronder op te schrijven. Ook is binnen de polikliniek anesthesie / pijnbestrijding nog nadere schriftelijke informatie / documentatie aanwezig.
Polikliniek anesthesie
Telefoonnummer (0341) 463447, bereikbaar maandag tot en met vrijdag, tussen 14.00 en 16.00 uur.