Met onderstaande informatie willen wij u uitleg geven over de lumbaalpunctie. De informatie is bedoeld als aanvulling op het gesprek met uw arts. Heeft u na het lezen van deze informatie nog vragen, dan kunt u die stellen aan uw arts.
Wat is een lumbaalpunctie?
Een lumbaalpunctie is hetzelfde als een ruggenprik. Bij een lumbaalpunctie wordt er door middel van een prik in de onderrug hersenvocht afgenomen uit het onderste deel van het harde hersenvlies dat rond het ruggenmerg en de hersenen zit. Het hersenvocht (liquor), wat in deze ruimte zit, staat in verbinding met de ruimte rond de hersenen. Bepaalde afwijkingen zijn meetbaar in het hersenvocht.
Voorbereiding
Indien u bloedverdunners gebruikt, moet u dit melden aan uw behandelaar bij het maken van de afspraak voor de lumbaalpunctie. Zeker wanneer u fraxiparine, dalteparine, marcoumar, fenprocoumon, acenocoumarol, sintrom, sintrommitis, dabigatran, pradaxa, xarelto of rivaroxaban gebruikt, zal de toediening tijdelijk gestaakt dienen te worden. Bij het gebruik van andere middelen kan de ruggenprik meestal ongestoord doorgaan.
Voor het onderzoek hoeft u niet nuchter te zijn, u kunt gewoon eten en drinken.
Werkwijze
Tijdens het onderzoek ligt u op uw zij, of u zit op de rand van het bed. In beide gevallen moet u de rug zo krom mogelijk maken. Met een kromme rug is de prik namelijk een stuk makkelijker uit te voeren. De behandelaar zal eerst de huid ontsmetten. Pas hierna volgt de prik. Als de naald eenmaal op de goede plaats zit, voelt u hier nog maar weinig van. Nadat er voldoende vocht is afgenomen, haalt de behandelaar de naald er weer uit en plakt een pleister op de prikplaats. Soms wordt er na de prik nog bloed geprikt uit de arm. Dit is nodig om de samenstelling van bloed en hersenvocht te kunnen vergelijken. Het hele onderzoek duurt 15-30 minuten. Soms moet u na het onderzoek nog enige tijd blijven liggen. De duur van de bedrust kunt u navragen bij uw behandelaar.
Na de lumbaalpunctie
De pleister mag er na een uur af. Bij de meeste mensen geeft de prik geen restklachten. Bij een klein deel van de mensen komt er na het onderzoek hoofdpijnklachten voor. Deze klachten zijn het gevolg van lekkage van hersenvocht uit het gaatje in de vochtzak. Het typische van deze hoofdpijn is dat de pijn vaak erger wordt bij overeind komen en weer verdwijnt bij het gaan liggen. Als deze klachten er zijn, helpt het om goed te drinken, vooral dranken met veel cafeïne (koffie of cola) en/of paracetamol te nemen en een dag platte bedrust te houden. Meestal gaat deze hoofdpijn binnen enkele dagen vanzelf voorbij. Is er helemaal geen verbetering, dan kunt u contact opnemen met uw behandelaar. Er kan dan een zogenaamde bloedpatch worden verricht door uw behandelaar of een anesthesist. Hierbij wordt uw eigen bloed ingespoten in de onderrug vlakbij het gaatje in het harde hersenvlies. Het bloed stolt en het gaatje is dicht. De hoofdpijnklachten zijn dan vaak snel over.
Beoordeling en uitslag
De duur van de uitslag hangt af van welke bepalingen zijn aangevraagd en varieert tussen enkele uren en enkele maanden. Uw behandelaar bespreekt dit met u.
Vragen
Bij blijvende klachten, zoals hoofdpijn en/of misselijkheid, kunt u contact opnemen met de polikliniek neurologie, telefoonnummer (0341) 463544.
In de avonduren en het weekend kunt u bij dringende vragen contact opnemen met de huisartsenpost. Zie voor contactgegevens de website van ziekenhuis St Jansdal.